De relatie tussen statine- of bloeddrukverlagende therapie en het risico op het ontwikkelen van langdurig persisterend atriumfibrilleren
Mahshid Fahimnia en Klaas Willem van Dijk, studenten in opleiding tot specialist
Waarom dit onderzoek?
Recente studies tonen aan dat langdurig persisterend atriumfibrilleren (AF) geassocieerd is met slechtere prognose ten gevolge van cardiovasculair morbiditeit en mortaliteit. Identificatie van risico-reducerende factoren zouden de incidentie en de progressie van langdurig persisterend AF en de daarmee samenhangende complicaties kunnen verbeteren. Eerdere studies suggereren dat statines, renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS)-remmers en bètablokkers een dergelijk risicoreductie kunnen bewerkstellingen.
Onderzoeksvraag
Verlaagt het gebruik van statines, RAAS-remmers of bètablokkers, het risico op het ontstaan van langdurig persisterend atriumfibrillen?
Hoe werd dit onderzocht?
In deze observationele cohortstudie werden patiënten geïncludeerd met een eerste episode van AF waarbij binnen zes maanden herstel van sinusritme optrad – spontaan of door cardioversie. De data met betrekking tot huidig gebruik van statines, RAAS-remmers en bètablokkers werden in verband gebracht met het optreden van AF in de periode van follow-up (6 tot 36 maanden na herstel van een eerste episode AF). Hier werden hazard ratio’s met 95% betrouwbaarheidsinterval voor berekend. In deze analyses werd rekening gehouden met twee mogelijk verstorende factoren, namelijk ‘confounding door indicatie’ en ‘gezonde gebruiker bias’.
Belangrijkste resultaten
Van de 1317 geïncludeerde patiënten waren er 304 die langdurig persisterend AF ontwikkelden. Patiënten die een statine gebruikten, bleken, in vergelijking met de groep zonder statinegebruik, 23% minder kans te hebben op het ontwikkelen van langdurig persisterend AF (89 events per 1890 persoonsjaren versus 175 per 2474 persoonsjaren). Dit bleek echter niet statistisch significant te zijn (HR=0,77; 95% BI 0,57, 1,03). Stratificatie voor de verschillende doseringen statines (hoger dan gemiddeld, gemiddeld, en lager dan gemiddeld) liet zien dat het gebruik van een hoger dan gemiddelde dosering statine geassocieerd is met een lagere risico op het ontwikkelen van langdurig persisterend AF. Deze bevinding was wederom niet statistisch significant te noemen [hogere dosering: HR 0,61 (0,36-1,03), gemiddelde dosering: HR=0,70 (0,49-1,00), lagere dosering: HR=1,08 (0,70-1,66)]. Tenslotte was er geen statistisch significant risicoverschil waar te nemen bij het gebruik van RAAS-remmers versus geen gebruik [HR=0,93 (0,69-1,26)] en het gebruik van bètablokkers versus het gebruik van dihydropyridine [HR=1,01 (0,67-1,53)].
Belangrijkste conclusies
Patiënten die een statine gebruiken lopen mogelijk minder risico op het ontwikkelen van langdurig persisterend atriumfibrillen na het doormaken van een eerste episode atriumfibrillen. Het gevonden verschil is echter niet significant. In dit onderzoek zijn er geen risicoverschillen bij het gebruik van RAAS-remmers en bètablokkers vastgesteld.
Consequenties voor de praktijk
Verder onderzoek naar risico-verlagende effecten van statinetherapie zijn nodig om de plaats in de behandeling van atriumfibrilleren te kunnen bepalen. Dit onderzoek laat zien dat statines het risico op het ontstaan van langdurig persisterend atriumfibrilleren niet significant verlagen. Door de niet-significante uitkomsten en de niet geheel uitgesloten effecten van ‘confounding door indicatie’ en ‘gezonde gebruiker bias’ kunnen uit dit onderzoek geen harde conclusies worden getrokken en is verder onderzoek aangewezen.
Bron
Thacker EL, Jensen PN, Psaty BM et al. Use of statins and antihypertensive medications in relation to risk of long-standing persistent atrial fibrillation. Ann Pharmacother 2015 Apr;49(4):378-386.