Het zal u niet zijn ontgaan dat de Gezondheidsraad afgelopen maand een nieuw voedingsadvies heeft uitgebracht. Volgend jaar wordt dit advies praktisch vertaald voor het grote publiek in een nieuwe Schijf van Vijf. De nieuwe aanbevelingen geven voeding ongeveer dezelfde status als geneesmiddelen: behalve de deskundigen, snapt vrijwel niemand meer wat goed voor de gezondheid is.
Wat geldt voor NSAID’s, benzodiazepines en bètablokkers, lijkt in dezelfde mate op te gaan voor alcohol, vruchtensap en vette vis. In eerste instantie komen ze voor als ideale wondermiddelen, maar in een later stadium krijgen de nadelen meer gewicht en worden de adviezen over het gebruik bijgesteld. ‘Gezonde’ alternatieven voor de verdachte producten worden niet direct aangewezen, waardoor de indruk ontstaat dat de consumptie van vrijwel elke pil en elk voedingsmiddel een risicovolle exercitie is.
Naarmate een advies moeilijker te begrijpen, te verwezenlijken of vol te houden is, ligt afwijking ervan op de loer. Is dat erg? De richtlijnen zijn opgesteld op basis van onderzoek naar voordelen voor de populatie, maar een afwijking ervan per individu hoeft geen problemen op te leveren. Voor wie en voor welke afwijking dat geldt, weten we echter niet. Geschat wordt wel dat het voor minimaal tachtig procent opvolgen van een advies voor een acceptabel resultaat zorgt.
Met een goede basiskennis over gezondheid, goede voeding en de baten en lasten van geneesmiddelen, zou iedereen in staat moeten zijn te bepalen welke zonde ten opzichte van de richtlijn hij of zij zich zou kunnen permitteren, om gezondheid en genieten optimaal te combineren.
Ik ben benieuwd naar de wijze waarop de Gezondheidsraad ons de kennis over gezonde voeding gaat aanleren, zodat we deze kunnen toepassen in ons dagelijks leven. Misschien kunnen we daar nog inspiratie uit putten hoe wij het met onze kennis over geneesmiddelen moeten aanpakken.
Wat ik in ieder geval al wél weet, is op welke punten ik ga zondigen tegen het voedingsadvies.
Jos Lüers, hoofdredacteur
november 2015