Geneesmiddel-gerelateerde problemen bij voorschrijven DOAC’s
Merel Wiegman en Milou Vreeman, apothekers in opleiding tot specialist
februari 2017
Waarom dit onderzoek?
Directe orale anticoagulantia (DOAC’s) hebben ten opzichte van vitamine K-antagonisten (VKA’s) voordelen, omdat er minder interacties optreden met andere geneesmiddelen en voeding. Bovendien is er een vast doseringsschema voor DOAC’s en is controle van stollingsparameters niet nodig. Echter, het doseringsschema van een DOAC hangt af van de indicatie en de fysiologische en klinische eigenschappen van een patiënt. Dat maakt het voorschrijven niet gemakkelijk.
Onderzoeksvraag
Wat zijn de patronen van het voorschrijven van DOAC’s en wat is de prevalentie van geneesmiddel-gerelateerde problemen (ggp’s) met DOAC’s in de klinische praktijk in ziekenhuizen?
Hoe werd dit onderzocht?
In zes verschillende academische ziekenhuizen in Frankrijk zijn patiënten geselecteerd die tijdens de ziekenhuisopname een DOAC (dabigatran, rivaroxaban, of apixaban) toegediend kregen. Data zijn geanonimiseerd verzameld uit de elektronische patiëntendossiers van de ziekenhuizen. Dit waren onder andere patiënteigenschappen, diagnose, labuitslagen en medicatiegegevens. De creatinineklaring werd berekend met de Cockgroft-Gault-formule. Een lijst van ggp’s werd opgesteld door een apotheker en gevalideerd door twee andere apothekers. De ggp’s zijn opgedeeld in vier categorieën, weergegeven in tabel 1. Het percentage ziekenhuisopnames met een ggp (prevalentie) is berekend. Er zijn geen klinische uitkomsten gemeten.
Belangrijkste resultaten
In de studie zijn uiteindelijk 1188 ziekenhuisopnames opgenomen waarbij sprake was van één indicatie voor een DOAC. Hieruit zijn honderd verschillende ggp’s voortgekomen. De prevalentie van alle ggp’s is 8,4% (95% BI 6,8-10,0). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 69,8 jaar (SD±12,8). Van de 1130 patiënten kregen er 889 rivaroxaban en 239 dabigatran. De creatinineklaring was bij 98% van de patiënten >30ml/min. Tabel 2 laat zien dat bij atriumfibrilleren de prevalentie van het hoogst is. In tabel 1 zijn de verschillende soorten ggp’s weergegeven met de prevalentie. Een te lage dosering is de meest voorkomende. Risicofactoren voor ggp’s zijn voornamelijk de indicatie, de creatinineklaring en de leeftijd.
Belangrijkste conclusies
De prevalentie van ggp’s met DOAC’s is waarschijnlijk onderschat. Veel ziekenhuisopnames zijn geëxcludeerd door het ontbreken van labwaarden of diagnoses. Deze gegevens zijn niet in het elektronische voorschrijfsysteem vermeld, maar in het papieren dossier van de patiënt. Ook zijn uiteindelijk de resultaten met apixaban geëxcludeerd. De studie is uitgevoerd terwijl de DOAC’s op de markt kwamen voor indicatie atriumfibrilleren. Het is mogelijk dat artsen niet op de hoogte waren van de richtlijnen en doseringsschema’s.
Consequenties voor de praktijk
Een advies voortgekomen uit de resultaten, is dat de richtlijnen en doseringsschema’s onder de aandacht gebracht moeten worden bij de artsen om het risico op geneesmiddel-gerelateerde problemen te verlagen. Ook zouden alle meetgegevens en diagnoses van de patiënt in het elektronische voorschrijfsysteem vermeld moeten worden om een compleet dossier te verkrijgen.
Literatuur
Viprey M, Jeannin R, Piriou V, Chevalier P, Michel C, Aulagner G et al. Prevalence of drug-related problems associated with direct oral anticoagulants in hospitalized patients: a multicenter, cross-sectional study. Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics 2016:doi:10.1111/jcpt.12473.