Sulfonylureumderivaten en het risico op eerste acuut myocardinfarct en mortaliteit
Renée Wijsmuller en Gulhan Yasar, apothekers in opleiding tot specialist
april 2018
Waarom dit onderzoek?
Ondanks de opkomst van nieuwe behandelopties is het nog steeds gebruikelijk sulfonylureum (SU)-derivaten in te zetten bij diabetes mellitus type 2. Er is echter in de afgelopen jaren een debat gaande over het veiligheidsprofiel van deze middelen. Onder de beschikbare SU-derivaten is gliclazide eerste keuze in veel klinische richtlijnen. Maar toch zijn er verschillende aanwijzingen dat dit middel niet verschilt van de andere SU-derivaten in het optreden van hypoglykemie, een risicofactor voor ernstige cardiovasculaire aandoeningen, inclusief ziekenhuisopnames en mortaliteit door alle oorzaken.
Er bestaat een grote inconsistentie in de literatuur, die voornamelijk bestaat uit kleinschalige studies. De onderhavige studie onderzoekt de associatie van de verschillende SU-derivaten bij eerste gebruik en het optreden van cardiovasculaire aandoeningen, inclusief ziekenhuisopnames en mortaliteit door alle oorzaken.
Onderzoeksvraag
Wat is het verband tussen huidig gebruik van verschillende SU-derivaten en het risico op het optreden van een eerste acuut myocardinfarct (AMI) en mortaliteit door alle oorzaken?
Hoe werd dit onderzocht?
Deze op populatie gebaseerde cohortstudie maakt gebruik van de Clinical Practice Research Datalink (CPRD). Het CPRD-cohort omvat medische dossiers van 674 primaire zorgpraktijken en gegevens over 6,9% van de Britse bevolking. In totaal kregen tussen april 2004 en augustus 2012, 231.065 patiënten van achttien jaar of ouder ten minste één recept voor een oraal antidiabeticum (niet insuline). De nieuwe gebruikers hiervan (n=121.869) werden geïncludeerd, waarvan 11.283 personen gliclazide kregen en 2.096 een ander SU-derivaat. Primaire eindpunten van de studie waren het optreden van een eerste AMI en mortaliteit door alle oorzaken.
Belangrijkste resultaten
Het risico op het optreden van een eerste AMI en mortaliteit door alle oorzaken is gelijk voor gebruikers van gliclazide en andere SU-derivaten als groep [aangepaste hazard ratio (aHR) 1,02; 95% betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,70-1,50 respectievelijk aHR 0,97; 95%BI 0,80-1,17)]. Ook wordt er geen significant verschil gevonden wanneer de afzonderlijke SU-derivaten met elkaar vergeleken worden.
Conclusies en consequenties voor de praktijk
Deze studie draagt bij aan het groeiende idee dat gliclazide misschien onterecht eerste keus van de SU-derivaten is in richtlijnen voor de behandeling van diabetes mellitus, aangezien het risico op een eerste AMI of mortaliteit door alle oorzaken niet kleiner is bij het gebruik van dit middel. Het optreden van hypoglykemische gebeurtenissen is hiermee in verband gebracht. Hypoglykemieën worden geassocieerd met cardiale ischemie en Qt-intervalverlenging. Dit kan leiden tot vaker optreden van AMI’s of mortaliteit. Echter, door het lage aantal gemelde hypoglykemische events in deze cohort is het lastig te bepalen of er een verband is tussen het optreden hiervan en een eerste AMI of mortaleit door alle oorzaken. De resultaten van de verschillende studies zijn voor wat betreft het veiligheidsprofiel van de afzonderlijke SU-derivaten nog te divers om hier direct de richtlijnen op aan te passen. Meer onderzoek is nodig.
Literatuur
Van Dalem J et al. Risk of a first-ever acute myocardial infarction and all-cause mortality with sulphonylurea treatment: A population-based cohort study. Diabetes Obes Metab 2017;1-5.