Risico op post-trombotisch syndroom na diepveneuze trombose: rivaroxaban versus vitamine K-antagonisten
Murat Ugurlu, apotheker in opleiding tot specialist
mei 2021
Waarom dit onderzoek?
Post-trombotisch syndroom (PTS) is een langetermijncomplicatie die bij 20 tot 50% van de gevallen na het doormaken van een diepveneuze trombose (DVT) kan plaatsvinden, en is ernstig bij 5 tot 10%. Het ontstaan van PTS kan verregaande gevolgen hebben op sociaaleconomisch gebied, doordat het chronisch van aard is en er geen behandeling voor bestaat. Vooralsnog lijkt de beste remedie een therapie met anticoagulantia. Recente aanwijzingen geven aan dat het risico op PTS mogelijk afhankelijk is van het type anticoagulans dat hierbij gebruikt wordt.
Onderzoeksvraag
Wat is het effect van het gebruik van rivaroxaban op het risico op PTS in vergelijking tot het gebruik van de vitamine K-antagonisten (VKA) na een DVT?
Hoe werd dit onderzocht?
Voor deze studie is een systematische review en meta-analyse uitgevoerd. Er is op de volgende inclusiecriteria gescreend: 1. het onderzoek bevat deelnemers met een doorgemaakt DVT in de onderste ledematen en die hiervoor een anticoagulans in gebruik hebben; 2. het gebruik van rivaroxaban wordt vergeleken met VKA; 3. PTS is objectief bepaald door middel van een schaal (Villalta-score); 4. het gebruik van uitkomstmaten als hazard ratio (HR), odds ratio (OR) en de betreffende 95% betrouwbaarheidsinterval (BI), of de data om deze te berekenen voor de incidentie van PTS en het gebruik van de twee anticoagulantia. Daarnaast zijn de volgende exclusiecriteria gebruikt: 1. studies die een overlap vertonen; 2. een follow-up van minder dan zes maanden; 3. samenvattingen waarvan de data niet verkregen kon worden; 4. volledige tekst die niet in het Engels is geschreven. De primaire uitkomst was het risico op het optreden van PTS onder de verschillende gebruikers. De secundaire uitkomst was het risico op het optreden van PTS onderverdeeld in verschillende categorieën (mild, matig en ernstig) en het risico op veneuze ulcera.
Belangrijke resultaten
Er zijn zeven studies geselecteerd met een totaal van 2364 deelnemers. Onder de rivaroxabangebruikers ontstond PTS bij 28% (95%BI 20-37) van de gevallen, terwijl onder de gebruikers van een VKA dit 42% (95%BI 32-51) was. Uit de resultaten blijkt het gebruik van rivaroxaban gepaard te gaan met een verminderd risico op PTS ten opzichte van een VKA (OR 0,53; 95%BI 0,43-0,65; p<0,00001). Na correctie voor confounding blijft dit effect behouden (OR 0,44; 95%BI 0,35-0,56; p<0,00001). De resultaten voor de verschillende categorieën van PTS zijn weergegeven in de tabel. Hieruit blijkt dat rivaroxaban in alle gevallen het risico op PTS significant vermindert in vergelijking tot een VKA. Een uitzondering hierop is het risico op veneuze ulcera waar dit verschil niet significant blijkt te zijn.
Belangrijke conclusies
Het gebruik van rivaroxaban voor de behandeling van een diepveneuze trombose gaat gepaard met een verminderd risico op het krijgen van een post-trombotisch syndroom in vergelijking tot het gebruik van een vitamine K-antagonist.
Consequenties voor de praktijk
Op basis van de beschikbare data lijkt het er voorlopig op dat rivaroxaban een gunstig effect laat zien ter vermindering van het risico op PTS. Er zijn daarentegen wel een aantal punten die meer aandacht verdienen. De situatie in Nederland is namelijk niet compleet vergelijkbaar met het buitenland, zoals de aanwezigheid van trombosediensten en het gebruik van acenocoumarol in plaats van warfarine (het is onbekend of er een klasse-effect is). Echter, rivaroxaban heeft ook voordelen ten opzichte van een VKA, zoals minder interacties en gebruiksgemak voor de patiënt. Deze kunnen additioneel ook nog van waarde zijn bij het kiezen voor een anticoagulans.
Literatuur
Li R, Yuan M, Cheng J et al. Risk of post-thrombotic syndrome after deep vein thrombosis treated with rivaroxaban versus vitamin-K antagonists: A systematic review and meta-analysis. Thromb Res 19;2020:340-348.