Fexofenadine
nog enigszins duister
E.F. Nijholt-Huitsing, onder medeverantwoordelijkheid van de redactie
Samenvatting
Fexofenadine, de actieve metaboliet van terfenadine, is een niet-sederend
antihistaminicum. Het is geregistreerd voor verlichting van symptomen van
seizoensgebonden allergische rhinitis of chronische idiopathische urticaria.
In tegenstelling tot terfenadine en astemizol zou fexofenadine geen effect
hebben op het QTc-interval. Fexofenadine
wordt niet omgezet door het cytochroom-P-450-systeem. Hierdoor worden geen
hartritmestoornissen verwacht bij overdosering of in combinatie met andere
geneesmiddelen.
Gepubliceerde gegevens laten nog niet zien dat fexofenadine daadwerkelijk
iets wezenlijks toevoegt aan de groep van de H1-antihistaminica. Door het
ontbreken van langlopende en vergelijkende onderzoeken met andere orale
antihistaminica is de plaats van fexofenadine vooralsnog onduidelijk.
Abstract
Fexofenadine, the active metabolite of terfenadine, is a non-sedative antihistamine.
It is registered for the symptomatic relief of seasonal allergic rhinitis
or chronic idiopathic urticaria. Unlike terfenadine and astemizole, fexofenadine
does not affect the QTc interval. Disturbances
of cardiac rhythm as a result of overdosing or interactions with other
drugs are not anticipated because fexofenadine is not metabolized by the
cytochrome P450 system. Data published to date do not show that fexofenadine
has added value within the group of H1 antihistamines. The place of fexofenadine
is not yet certain because of the lack of long-term, comparative studies
with other oral antihistamines.
Pharm Sel 1998;14:42-44.
Inleiding
Allergische rhinitis en chronische idiopathische urticaria worden vaak door buitenstaanders gezien als vervelende maar kleine kwalen. Voor de patiënt zelf ligt dat meestal niet zo eenvoudig. Symptomen die met deze aandoeningen gepaard gaan, hebben een grote invloed op vele aspecten van het leven van de patiënt.In de algemene bevolking is de prevalentie van allergische rhinitis, zowel seizoensgebonden als niet-seizoensgebonden, ongeveer 1 op de 10 personen per jaar. Allergische rhinitis komt voornamelijk voor tussen de 5 en 45 jaar met een piek tussen 15 en 24 jaar. De incidentie van allergische rhinitis in de huisartspraktijk is de laatste 20 jaar verdubbeld.[1] Mogelijk bestaat er een verband tussen het voorkomen van allergische rhinitis en luchtvervuiling. In Japan heeft onderzoek aangetoond dat er een directe relatie bestaat tussen de gevoeligheid voor pollen en de concentratie van diesel-uitlaatgassen in de open lucht.[2]
Van alle mensen zal ongeveer 4-6% tenminste eenmaal een vorm van urticaria krijgen.[3] Hoewel urticaria op iedere leeftijd kan ontstaan, is het vooral een aandoening van kinderen en jong-volwassenen.[3 ;4] Ongeveer 20% heeft last van recidiverende episoden die langer dan zes weken duren (chronisch urticaria).[5]
Pathologie
Bij zowel allergische rhinitis als chronische idiopathische urticaria
speelt het vrijkomen van histamine een belangrijke rol. Histamine en andere
mediatoren komen vrij uit mestcellen onder invloed van binding vanallergenen
op IgE-antilichamen. Door stimulering van H1-receptoren
neemt de permeabiliteit van de bloedvaten toe en worden zenuwuiteinden
geprikkeld. Dit heeft bij chronische idiopathische urticaria het rood worden
van de huid en het ontstaan van scherp omlijnde bulten door oedeemvorming
in de epidermis tot gevolg. Urticaria gaan gepaard met jeuk, soms met pijn.
Bij chronische idiopathische urticaria is de oorzaak zelden bekend. Bij
driekwart van de patiënten met chronische urticaria wordt geen oorzaak
gevonden.[5]
Bij allergische rhinitis treden symptomen op als hypersecretie, jeuk
en niezen. Deze reacties treden meestal binnen enkele minuten tot een uur
na contact met het allergeen op en worden daarom de vroege-fase-reactie
genoemd.
Bij de helft van de patiënten treedt 6-12 uur nadien een cellulaire
infiltratie van het neusslijmvlies op (late-fase-reactie). De late-fase-reactie
is medeverantwoordelijk voor het optreden van hyperreactiviteit en voor
verlaging van de prikkeldrempel.
De belangrijkste allergenen buitenshuis zijn pollen van bomen (vooral
van de berk) en grassen. Deze allergenen geven seizoensgebonden allergische
rhinitis ('hooikoorts').[1 ;6]
Therapie
Bij allergische reacties wordt allereerst gekeken of het mogelijk is
het allergeen te vermijden of de omgeving te saneren. Dit is niet altijd
mogelijk. Toch kan de patiënt met seizoensgebonden allergische rhinitis
met bepaalde zaken, zoals met het weer (hooikoortsweerbericht), rekening
houden. Hij kan ervoor kiezen om niet zelf gras te maaien en bijvoorbeeld
vakantie te houden in een periode waarin weinig pollen aanwezig zijn.
In de NHG-standaard 'Allergische en hyperreactieve rhinitis' wordt
geadviseerd om bij allergische rhinitis met periodiek optredende klachten
of in combinatie met allergische conjunctivitis te beginnen met lokale
of systemische antihistaminica.[1] Als orale antihistaminica worden
cetirizine, loratadine of terfenadine genoemd. Het gebruik hierbij is 'zo
nodig'. In de NHG-standaard wordt aangeraden bij onvoldoende effect na
vier weken op een ander antihistaminicum over te gaan of een lokaal corticosteroïde
toe te voegen.
Bij chronische idiopathische urticaria is symptomatische behandeling
de belangrijkste aanpak als het allergeen niet bekend is. Ook bij deze
aandoening kunnen met oraal toegediende antihistaminica goede resultaten
worden bereikt.[7]
Van deze orale antihistaminica hebben terfenadine en astemizol de laatste
jaren nogal veel negatieve publiciteit gehad vanwege het optreden van hartritmestoornissen.
Begin dit jaar is fexofenadine in Nederland geregistreerd. In tegenstelling
tot terfenadine en astemizol zou fexofenadine geen effect hebben op het
QTc-interval. Hierdoor worden bij fexofenadine
geen hartritmestoornissen verwacht.
Farmacologie
Dynamiek
Fexofenadine, de actieve metaboliet van terfenadine, is een niet-sederend
antihistaminicum met selectiviteit voor de perifere H1-receptor.
Het middel heeft geen anticholinerge of ± 1-blokkerende
werking.[8]
Het is een racemisch mengsel van twee farmacologisch actieve isomeren
Kinetiek
De absorptie van fexofenadine na orale toediening is snel en onafhankelijk
van voedselinname. De orale biologische beschikbaarheid is minimaal 33%.
Piekplasmaconcentraties worden na één tot drie uur bereikt.
De eliminatiehalfwaardetijd varieert na herhaalde toediening van 11 tot
15 uur. De plasma-eiwitbinding is ongeveer 70%.
Fexofenadine ondergaat in de lever geen biotransformatie. Het wordt
onveranderd voor 80% uitgescheiden via de gal in de faeces en voor ongeveer
10% via de nieren in de urine.[8 ;9]
Bij patiënten met nierinsufficiëntie worden hogere plasmaspiegels
gevonden en is de klaring langzamer. Leverinsufficiëntie heeft weinig
tot geen invloed op de absorptie of eliminatie van fexofenadine. Bij ouderen
worden hogere Cmax-spiegels gevonden en
de totale klaring is langzamer. De piekplasmaspiegels bij patiënten
ouder dan 65 jaar zijn verdubbeld ten opzichte van de piekplasmaspiegels
bij patiënten van 65 jaar of jonger.
Het aanpassen van de dosering in risico-groepen als ouderen en patiënten
met een verminderde lever, hart- en/of nierfunctie is niet noodzakelijk.[8]
Klinisch onderzoek
Er zijn tot nu toe twee gerandomiseerde dubbelblinde placebo-gecontroleerde
onderzoeken gepubliceerd. In het eerste onderzoek werden 570 patiënten
met seizoensgebonden allergische rhinitis 14 dagen lang behandeld met drie
verschillende doseringen fexofenadine of met placebo.[10] De patiënten
vulden voor elk symptoom een scoringslijst in van 0 (niet aanwezig) tot
4 (zeer ernstig). De ernst van de verschillende symptomen daalde 28% met
fexofenadine 2 dd 60 mg, 26% met 2 dd 120 mg en 28% met 2 dd 240 mg. Deze
afname was significant groter dan na behandeling met placebo (17%). De
voorkomende bijwerkingen verschilden niet wezenlijk ten opzichte van placebo.
Het tweede gepubliceerde onderzoek betrof 99 patiënten met jakobskruiskruid-allergie.[11]
In deze studie werd gebruik gemaakt van een tweetal scoringslijsten om
de ernst van de allergie (Symptom Evaluation Scale) en de effectiviteit
van het antihistaminicum (Medication Effectiveness Scale) bij patiënten
vast te kunnen stellen. De lijsten werden elke 20 minuten na inname van
geneesmiddel of placebo ingevuld. Patiënten kregen 60 minuten na het
blootstellen aan het allergeen een éénmalige dosis fexofenadine
120 mg, 60 mg of placebo. Ook in dit onderzoek daalde de ernst van de symptomen
significant ten opzichte van placebo. Met beide doseringen fexofenadine
werd de rhinitis significant sneller (60 minuten) verlicht dan met placebo
(100 minuten)
Op dit moment is er nog geen enkel onderzoek gepubliceerd naar de behandeling
van urticaria met fexofenadine.
Bijwerkingen
In de gecontroleerde klinische studies kwamen de gemelde bijwerkingen overeen
met wat gebruikelijk is bij behandeling met H1-antihistaminica:
hoofdpijn, sufheid, misselijkheid, duizeligheid en vermoeidheid.
De incidentie van deze bijwerkingen bij gebruik van fexofenadine is
vergelijkbaar met die van placebo.[12]
Fexofenadine heeft in de aanbevolen dosering geen invloed op de rijvaardigheid
of het psychomotorisch functioneren.[12]
Interacties
Fexofenadine ondergaat geen significante biotransformatie in de lever.
Hierdoor ontstaan niet de bij terfenadine bekende interacties via het cytochroom-P-450-enzymsysteem.
Gelijktijdige toediening van fexofenadine met erythromycine of ketoconazol
resulteerde in een twee tot drie keer verhoogde plasmaspiegel van fexofenadine.
Deze verhoging gaat niet gepaard met een toename van de bijwerkingen of
een effect op het QTc-interval.[9 ;12]
Deze interactie met erythromycine en ketoconazol berust naar alle waarschijnlijkheid
op een toename van de absorptie en ofwel een vermindering van de hepathische
ofwel van de gastro-intestinale uitscheiding.
Fexofenadine heeft geen effect op de farmacokinetiek van erythromycine
of ketoconazol.[8]
Antacida die aluminium- en/of magnesiumhydroxide bevatten, kunnen de
biologische beschikbaarheid van fexofenadine verminderen.[8 ;9 ;12]
Contra-indicaties
Als contra-indicatie geldt overgevoeligheid voor fexofenadine of ieder
ander bestanddeel van het farmaceutisch preparaat.
Veiligheid en werkzaamheid van fexofenadine bij kinderen jonger dan
12 jaar zijn niet aangetoond. Gebruik bij deze leeftijdsgroep wordt dan
ook door de fabrikant ontraden. Opgemerkt dient te worden dat terfenadine
wel wordt toegepast bij kinderen vanaf 3 jaar.
Zwangerschap en lactatie
Over het gebruik van fexofenadine hydrochloride tijdens de zwangerschap
en lactatie bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid
te beoordelen. In dierstudies zijn er tot dusver geen aanwijzingen voor
schadelijkheid gebleken.
Als terfenadine wordt toegediend aan vrouwen die borstvoeding geven,
blijkt dat de metaboliet fexofenadine overgaat in de moedermelk. Gebruik
tijdens de lactatieperiode wordt daarom afgeraden.[12]
Preparaat, dosering en prijzen
Fexofenadine HCl wordt door Hoechst Marion Roussel op de markt gebracht
onder de naam Telfast®. Telfast®
is verkrijgbaar in tabletten van 120 mg en 180 mg. Het zijn perzikkleurige,
omhulde tabletten, met een capsule-achtige vorm.
De adviesdosering bij seizoensgebonden allergische rhinitis is 120
mg en bij chronische idiopathische urticaria 180 mg per dag.
De tabletten zijn per 20 stuks verpakt.
Telfast® wordt volledig vergoed.
Prijzen (apotheek-inkoop ex BTW, KNMP-taxe april 1998)
De ddd is nog niet door de WHO vastgesteld. De aangegeven
dosering wordt door de firma aanbevolen.
Conclusie
Het nieuwe antihistaminicum fexofenadine, een actieve metaboliet van terfenadine,
is geregistreerd voor verlichting van symptomen van seizoensgebonden allergische
rhinitis en chronische idiopathische urticaria.
In klinisch onderzoek werd fexofenadine effectiever bevonden dan placebo.
De gepubliceerde onderzoeken duurden echter 14 dagen. Daarnaast ontbreekt
vergelijkend onderzoek met andere antihistaminica.
Bijwerkingen komen voor op het niveau van placebo. Tot op heden zijn
geen aanwijzingen gevonden voor het optreden van hartritmestoornissen bij
overdosering of in combinatie met andere geneesmiddelen.
De plaats van fexofenadine laat zich op dit moment moeilijk bepalen.
Gepubliceerde gegevens laten nog niet zien dat fexofenadine daadwerkelijk
iets wezenlijks toevoegt aan de groep van bestaande antihistaminica. Studieresultaten
van vergelijkende onderzoeken en het gebruik op grotere schaal kunnen mogelijk
meer licht in de duisternis verschaffen.
Literatuur
1 ;Lamers HJ et al. NHG-standaarden voor de huisarts. NHG-standaard
Allergische en hyperreactieve rhinitis. Utrecht: Bunge, 1996:43-53.
stofnaam | merknaam | ddd | prijs/ddd |
---|---|---|---|
fexofenadine | Telfast® | 120 mg* | f 1,17 |
acrivastine | Semprex® | 24 mg | f 1,17 |
astemizol | Hismanal® | 10 mg | f 1,07 - 1,10 |
cetirizine | Zyrtec® | 10 mg | f 1,01 - 1,17 |
loratadine | Allerfre® | 10 mg | f 1,01 (niet vergoed) |
Claritine® | 10 mg | f 1,11 - 1,17 | |
ebastine | Kestine® | 10 mg | f 1,17 |
terfenadine | Triludan® | 120 mg | f 0,85 - 1,11 |
generiek, div | 120 mg | f 0,88 - 1,01 |
*
2 ;Ishizaka I et al. Studies of prevalence of Japanese cedar pollinosis among the resident in a densely cultivated area. Ann Allergy 1987;58:265-270.
3 ;Lamberts H. In het huis van de huisarts. Verslag van het Transitieproject. Lelystad: Meditekst, 1991.
4 ;Lisdonk EH van de et al. Ziekten in de huisartsenpraktijk. Utrecht: Bunge, 1990.
5 ;Soter NA. Urticaria: Current therapy. J Allergy Clin Immunol 1990;86:1009-1014.
6 ;Parikh A, Scadding GK. Seasonal allergic rhinitis. Fortnightly review. Br Med J 1997;314: 1392-1395.
7 ;Farmacotherapeutisch Kompas 1998:997.
8 ;Product monograph, Hoechst Marion Roussel 1997.
9 ;Farmacotherapeutisch Kompas 1998: 1000-1001.
10 ;Bernstein DI et al. Efficacy and safety of fexofenadine hydrochloride for treatment of seasonal allergic rhinitis. Ann Allergy Asthma Immunol 1997;79:443-448.
11 ;Day JH et al. Onset of action, efficacy, and safety of a single dose of fexofenadine hydrochloride for ragweed allergy using environmental exposure unit. Ann Allergy Asthma Immunol 1997;79:533-540.
12 ;Deel IB van het registratiedossier Telfast®. Hoechst Marion Roussel. Oktober 1997.