Actueel
Lareb start bijwerkingenmeldpunt voor patiënten
Sinds het Softenon-drama bestaat er overal ter wereld regelgeving voor registratie en evaluatie van bijwerkingen. Dit is belangrijk, omdat lang niet alle effecten van een geneesmiddel bekend zijn bij het op de markt brengen ervan. Sinds 1996 is het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb door de overheid belast met de registratie en evaluatie van bijwerkingen van geneesmiddelen in Nederland. Voor artsen en apothekers is Lareb de aangewezen plek voor het melden van vermoede bijwerkingen.
Het systeem berust op spontane meldingen van artsen en apothekers door middel van de bekende gele formulieren in het Farmacotherapeutisch Kompas of via de website http://www.lareb.nl. Nadeel van dit systeem is dat lang niet alle artsen en apothekers actief zijn in het inzenden van vermoede bijwerkingen. Daarnaast worden vooral bijwerkingen van nieuwe geneesmiddelen en ernstige bijwerkingen gemeld, terwijl bijwerkingen van reeds langer bekende geneesmiddelen, van zelfzorgmiddelen en van alternatieve medicatie, relatief onderbelicht blijven.
In diverse landen bestaat naast het systeem van meldingen door professionals ook een meldingssysteem voor gebruikers en/of naasten van gebruikers. In Nederland zijn er door enkele patiëntenverenigingen reeds initiatieven op dit terrein ontplooid. Sinds kort biedt de website van Lareb ook aan patiënten de mogelijkheid om hun bijwerkingen zelf te melden.
Volgens Lareb geniet melding via arts of apotheker nog steeds de voorkeur, vanwege het betere beoordelingsvermogen en de mogelijkheid om extra (medische) informatie aan te leveren. Daarnaast wil men echter patiënten die hun bijwerkingen niet via arts of apotheker willen melden de gelegenheid bieden dit langs deze weg te doen.
De website van Lareb biedt aan patiënten tevens de mogelijkheid om aan te geven waarom ze er de voorkeur aan geven via dit meldpunt hun bevindingen weer te geven. Aangezien dit mogelijk aanknopingspunten biedt voor verbetering van het meldingssysteem door artsen en apothekers, is het wenselijk dat Lareb deze redenen op termijn publiceert.
Hopelijk heeft het meldingssysteem voor patiënten niet als bijwerking dat
het apothekers ervan weerhoudt om zelf te blijven melden.
SARS
Dagelijks staan de kranten vol met nieuwe gevallen van het gevreesde severe acute respiratory syndrome SARS. De angst voor uitbraak in ons land is wellicht zelfs groter dan de angst voor terroristische aanslagen. Tot op heden is nog maar weinig bekend over de oorzaak en de behandeling van de ziekte, hetgeen de ongerustheid uiteraard alleen maar versterkt.
Wereldwijd spoedonderzoek heeft uitgewezen dat de verwekker mogelijk een coronavirus is, doch volledige zekerheid is hierover nog niet verkregen. Coronavirussen kunnen bij de mens respiratoire en enterale infecties veroorzaken. Besmetting vindt plaats via de respiratoire route als aërosol en als druppeltjes. Naar schatting wordt 15% van de verkoudheden bij volwassenen veroorzaakt door coronavirussen.
Zoals bij alle virale infecties is behandeling met antibiotica niet zinvol. Virusremmers kunnen de vermenigvuldiging van het virus remmen of tegengaan, waarna het afweersysteem de resterende virusdeeltjes dient te elimineren. Aangezien er geen enkel geneesmiddel geregistreerd is voor de behandeling van een infectie met het coronavirus, kan slechts gespeculeerd worden welke antivirale middelen theoretisch werkzaam kunnen zijn. Mogelijkerwijs is ribavirine i.v. een goede kandidaat, mede gezien de werkzaamheid van de ribavirine inhalatievloeistof tegen RSV en influenza virussen. Het middel wordt op dit moment door onder andere de FDA getest op bruikbaarheid.
NMa neemt koppelingsplicht apotheken onder de loep
Het al jaren slepende conflict in Assen tussen een aantal openbare apothekers en de gevestigde poliklinische apotheek van het ziekenhuis heeft een nieuwe wending gekregen. De poliklinische apotheek in Assen is een samenwerkingsproject - in het kader van de 'proeftuinsubsidie' - tussen het ziekenhuis en de lokale verzekeraar. De openbare apothekers hebben geen deelname in de poliklinische apotheek.In het kader van de dienstwaarneming heeft de poliklinische apotheek de lokale openbare apothekers verzocht om koppeling van de automatiseringssystemen. De openbare apothekers hebben dit geweigerd, aangezien zij van mening zijn door de poliklinische apotheek oneigenlijk te worden beconcurreerd.
Aangezien apothekers formeel echter geen eigenaar zijn van de in hun computersysteem opgeslagen patiëntgegevens - dit is namelijk de patiënt zelf - meent het ziekenhuis toch recht te hebben op koppeling van de bestanden. Om haar gelijk te halen heeft ze hiervoor de Nederlandse Mededingingautoriteit (NMa) ingeschakeld. Deze instantie gaat nu uitzoeken of de openbare apothekers inderdaad de onderlinge concurrentie proberen te beperken.
Het is jammer dat er nog steeds plekken zijn waar de samenwerking tussen eerste en tweede lijn onmogelijk blijkt te zijn. Nader onderzoek naar factoren die bepalend zijn voor succes of falen van de samenwerking lijkt op zijn plaats. Hierdoor kan worden vermeden dat men dezelfde fouten begaat die elders ook al zijn gemaakt. Hopelijk biedt de NMa uitspraak houvast voor een bevredigende oplossing voor de kemphanen in Assen.
Antileukotriënen minder effectief dan inhalatiecorticosteroïden
Bij de pathofysiologie van astma spelen leukotriënen een belangrijke rol als ontstekingsmediator. Leukotriënen worden geproduceerd door onder andere mestcellen en eosinofielen en veroorzaken via binding aan leukotriënreceptoren in de luchtwegen bronchocontrictie, slijmsecretie, vaatpermeabiliteit en mobilisering van eosonofielen. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door specifiek werkende leukotriënreceptorantagonisten. In Nederland is uit deze groep alleen het antileukotriën montelukast geregistreerd.
In een onlangs in het British Medical Journal gepubliceerde meta-analyse zijn de effectiviteit en veiligheid van monotherapie met antileukotriënen en inhalatiecorticosteroïden met elkaar vergeleken bij astma patiënten.
Primair eindpunt in de gebruikte studies was de incidentie van exacerbaties waarvoor behandeling met systemische corticosteroïden nodig was. dertien studies bij zowel volwassenen als kinderen voldeden aan de criteria. Antileukotriënen werden vergeleken met inhalatiecorticosteroïden in een dagelijkse dosering van 400-450 µg beclometason equivalent gedurende minimaal 28 dagen.
Vergeleken met inhalatiecorticosteroïden liepen gebruikers van antileukotriënen als monotherapie een 60% hoger risico op een exacerbatie waarvoor ze orale corticosteroïden nodig hadden. Daarnaast hadden gebruikers van inhalatiecorticosteroïden een significant betere FEV1-waarde en piekflow, hadden ze minder last van nachtelijk ontwaken, minder behoefte aan ß2-sympaticomimetica als rescue-medicatie en hadden ze meer symtoomvrije dagen, vergeleken met antileukotrieen gebruikers. Er waren geen significante verschillen in bijwerkingen, maar antileukotriëngebruikers staakten 2,5 maal zo vaak het gebruik van hun medicatie vanwege onvoldoende effect.
Monotherapie met antileukotriënen bij astma is inferieur aan monotherapie met inhalatiecorticosteroïden. Het lijkt gerechtvaardigd dat montelukast slechts als combinatietherapie voor de behandeling van astma is geregistreerd. Mogelijk heeft het wel een plaats ter verlaging van de benodigde dosering corticosteroïd.
Bron: Br Med J 2003;326:621.