Uit de praktijk
Noodnummers geneesmiddelen
Het komt steeds vaker voor dat nieuwe, dure geneesmiddelen niet via de groothandel verkrijgbaar zijn, maar rechtstreeks bij de fabrikant moeten worden besteld. Hoe zit het dan met de verkrijgbaarheid buiten kantoor-
uren? Ook hier is aan gedacht. Er zijn 'noodnummers', via welke het geneesmiddel (soms tegen forse bijbetaling) ook buiten kantooruren verkregen kan worden. Zo gaat de ziekenhuisapotheker met de broekzak vol noodnummers de dienst in. De reden die de fabrikant voor deze handelwijze opgeeft varieert van beperkte verkrijgbaarheid tot het controleren van de juiste indicatie. Denken wij erg slecht als wij vermoeden dat hier ook commerciële motieven achter zitten?
Maar ook deze nummers blijken geen waterdichte garantie voor continuïteit in de patiëntenzorg te zijn. Wie schetst onze verbazing toen bleek dat het noodnummer van de Xigris®-lijn - voor het zeer dure middel tegen ernstige sepsis, drotrecogine alfa, merknaam Xigris® - tussen kerstmis en nieuwjaar niet bereikbaar was. En de patiënt dan? De patiënt moet in deze periode maar niet ziek worden!
Goede voornemens
Stoppen met roken is een van de meest genoemde goede voornemens voor het nieuwe jaar. Momenteel wordt hier veel aandacht aan besteed in de media. Per 1 januari 2004 ging het recht op een rookvrije werkplek in en de landelijke campagne 'Starten met stoppen' moet veel Nederlanders doen stoppen met roken. Veel mensen proberen op eigen kracht te stoppen, maar in slechts 5-10 procent van de gevallen lukt dit. Op welke manier krijgen we dit percentage nu omhoog?
Het is gebleken dat het belangrijk is dat rokers van artsen of andere hulpverleners horen dat ze beter kunnen stoppen met roken. Actieve begeleiding van stoppers door therapeuten en het gebruik van zelfhulpboeken doet het aantal stoppers stijgen. Belangrijk is ook dat de stoppers weten wat ze kunnen verwachten: gewichtstoename, slapeloosheid, depressiviteit, concentratiestoornissen en groot verlangen naar nicotine.
Vervangende nicotinetherapie draagt ook bij aan het stoppen. Uit onderzoeken is gebleken dat 17 procent van de mensen die nicotinevervangers gebruiken na zes maanden nog steeds van het roken af zijn, vergeleken met 10 procent van de mensen die geen vervangende producten gebruiken. De toedieningsvorm (kauwgom, pleisters, inhalatoren) van de nicotinevervanger doet er niet toe, wel worden de beste resultaten behaald wanneer de stopper zelf kiest welke methode hij of zij wil gebruiken.
Ook bupropion helpt rokers te stoppen. Er werd aangetoond dat gebruik van bupropion na zes tot twaalf maanden meer stoppers oplevert dan wanneer het middel niet wordt gebruikt. Het aantal terugvallen na een jaar wordt echter niet verkleind door bupropiontherapie. Bupropion in combinatie met een nicotinepleister levert een groter effect dan alleen nicotinepleisters, maar niet groter dan alleen bupropion. Het geeft kans op bijwerkingen waarvan slapeloosheid, droge mond en misselijkheid de belangrijkste zijn.
Bij rokers die last hebben van angststoornissen zouden anxiolytica positieve effecten kunnen hebben op het stoppen met roken.
Van andere methoden zoals meer lichaamsbeweging of acupunctuur zijn maar weinig resultaten bekend.
Al met al zijn er dus genoeg methoden om de stoppers te ondersteunen. Laten we met elkaar het goede voornemen waarmaken en starten met stoppen!
Bron: Br Med J 2003;327:1394-1395.
Interactie tussen warfarine en cranberrystroop
Cranberrystroop (Vaccinium macrocarpon) is populair bij wildgerechten en wordt ook wel toegepast om cystitis te voorkomen. Een casus wordt beschreven van een zeventigjarige man, die gedurende twee weken alleen cranberrystroop heeft gegeten. Zijn medicatie bestond uit digoxine, fenytoine en warfarine. De man werd met een sterk verlengde INR in het ziekenhuis opgenomen en overleed aan inwendige bloedingen. Er zijn nog zeven rapportages bij het committee of safety of medicines over deze mogelijke interactie gemeld. Het mechanisme zou verhoging van de warfarineconcentratie door remming van CYP2C9 door de flavonoiden in cranberrystroop kunnen zijn. Van de in Nederland geregistreerde orale anticoagulantia wordt acenocoumarol wel en phenprocoumon niet via CYP2C9 omgezet.
Bron: Br Med J 2003;327:1454.
Meer insulineresistentie, minder depressie
Mensen met een grotere insulineresistentie hebben minder vaak last van depressie. Dit is gebleken uit een cross-sectionele analyse onder 4286 vrouwen tussen 60 en 79 jaar, die at random waren geselecteerd uit huisartspraktijken uit 23 plaatsen in Engeland. Van de vrouwen werd de insulineresistentie vastgesteld uit nuchtere insuline- en glucoseconcentraties. Vrouwen zonder diabetes werden op basis van hun insulineresistentie onderverdeeld in vier groepen. Een vijfde groep bestond uit vrouwen met gediagnosticeerd diabetes. Voor het vaststellen van depressiviteit werden drie indicatoren gebruikt: gebruik van antidepressiva, een door een arts gestelde diagnose van depressie en door de vrouw zelf gerapporteerde gevoelens van depressiviteit.
De prevalentie van depressiviteit onder vrouwen zonder diabetes nam omgekeerd evenredig af met de insulineresistentie (odds ratio voor antidepressivagebruik 0,86, p = 0,01; odds ratio voor diagnose depressie 0,84, p = 0,006; odds ratio voor gevoelens van depressiviteit 0,89, p = 0,04). Deze bevindingen komen overeen met de resultaten van een andere grote cohortstudie onder vijftienduizend mensen waaruit bleek dat een grotere insulinegevoeligheid in verband staat met een groter risico op suïcide. De vrouwen met gediagnosticeerd diabetes waren juist vaker depressief ten gevolge van deze diagnose.
De relatie tussen insulineresistentie en depressie is als volgt te verklaren. Een grotere insulineresistentie heeft een grotere concentratie vrije vetzuren in het bloed tot gevolg. Vrije vetzuren zijn belangrijk voor de serotonineconcentratie in de hersenen. Een grotere concentratie vrije vetzuren in het bloed heeft een hogere serotonineconcentratie in de hersenen tot gevolg. Daarmee neemt de kans op depressie af.
Een verminderde kans op depressie is geen reden om insulineresistentie niet te behandelen, aangezien insulineresistentie positief is geassocieerd met diabetes en cardiovasculaire aandoeningen. Maar wanneer iemand een geneesmiddel gebruikt dat de insulineresistentie kan verlagen en klaagt over depressiviteit, is de relatie te leggen en kan men een andere therapie overwegen.
Bron: Br Med J 2003;327:1383-1384.
... en dan nog iets
Geneesmiddelreclame, a continuing story
GlaxoWellcome blijft ons bombarderen met idiote geneesmiddelreclame. Zo ontvingen wij kort na elkaar twee pakketjes met de opschriften: vanaf vandaag kunnen ze het weer zelf, en: vanaf morgen gaat het weer een stuk gemakkelijker. Het eerste pakje bevatte een paar tuinhandschoenen en het tweede pakje een paar veters. Volgens het meegestuurde schrijven kunnen onze COPD-patiënten dankzij Seretide® weer de dagelijkse dingen doen die voor anderen zo normaal zijn, zoals een beetje werken in de tuin en de schoenveters strikken. Er wordt ook nog verwezen naar een referentie in de Lancet en een telefoonnummer verstrekt voor inhoudelijke vragen.
De hoofdprijs voor infantiliteit gaat deze keer naar Wyeth, die ons een
verfdoos stuurde met twaalf tabletten waterverf en een kwast voor het
paasontbijt. Dit omdat de Rapamune®-tablet nu ook in 2 mg gele
tabletten verkrijgbaar is.