Wetenschappelijk onderbouwde behandelactiviteiten niet uitvoeren omdat ze teveel tijd kosten? Niets menselijks in de Nederlandse huisarts kennelijk vreemd. Wel heel merkwaardig is één van de conclusies van de onderzoekers dat de opstellers van richtlijnen rekening moeten houden met de tijdsinvestering, omdat dit invloed heeft op de motivatie van de arts om zich aan de richtlijn te houden. Dit is de omgekeerde wereld! Wordt de kwaliteit voor de patiënt ondergeschikt gemaakt aan het gemak voor de behandelaar?
Mijn conclusie is dat de huisarts het niet alléén kan. Gebrek aan spiegelinformatie en een klankbord werken deze instelling in de hand, die ik helaas niet anders kan karakteriseren dan een zekere luiheid, voortkomend uit een comfortabele spilpositie in de zorg. Wellicht een taak voor u als apotheker om hier de nodige positief stimulerende prikkels te geven.
Jos Lüers, hoofdredacteur
Literatuur
Berg MJ van den, Bakker DH de et al. Labour intensity of guidelines may have a greater effect on adherence than GP€™s workload, BMC Family Practice 2009, 10:74 http://www.biomedical.com/1471-2296/10/74
Actueel
Polyfarmacie voor verbetering vatbaar
De toename van het aantal ouderen met chronische aandoeningen, behandelbare risicofactoren en het aantal geneesmiddelen dat artsen per aandoening moeten voorschrijven leiden ertoe dat polyfarmacie steeds vaker voorkomt. In het algemeen wordt onder polyfarmacie verstaan het chronisch gebruik van vijf of meer geneesmiddelen. Volgens dit criterium komt polyfarmacie in de eerste lijn voor bij 4 tot 8 procent van de patiënten bo-ven de 65 jaar. De aard van de medicatie die wordt voorgeschreven, de onderliggende aandoeningen en de juistheid van de indicaties zijn gedurende één jaar onderzocht in vijf huisartsenpraktijken in Diemen met in totaal 9300 patiënten. Van de onderzoekspopulatie voldeed 2,1% aan het criterium voor polyfarmacie. Het merendeel was vrouw (59%) en de gemiddelde leeftijd lag op 69 jaar. Ge-middeld gebruikten de patiënten 7,4 soorten medicijnen. De meest voorkomende middelen waren simvastatine/atorvastatine, carbasalaatcalcium/acetylsalicylzuur en metoprolol. De meest voorkomende aandoeningen waren hypertensie, diabetes mellitus en TIA/CVA. Deze aandoeningen werden ook het minst conform de standaarden van het NHG behandeld. In veel gevallen waarbij afgeweken werd van de richtlijn was de reden hiervoor bij de huisarts onduidelijk. Vaak werd de medicatie gestart door een specialist, meestal cardioloog of internist. Volgens de onderzoekers is het gebrek aan afstemming tussen het beleid van de huisarts en internist de meest voor de hand liggende verklaring voor het afwijken van de standaard. Indien bewust van de standaarden werd afgeweken, waren in de meeste gevallen de redenen hiervoor bijwerkingen, comorbiditeit en/of de leeftijd van de patiënt. En voorbeeld hiervan was het niet voorschrijven van een statine aan een diabetespatiënt met een hoge leeftijd. Overigens werden 74% van alle aandoeningen wel behandeld volgens de NHG-standaarden. De indicatie van één of meer voorgeschreven medicijnen was bij de huisarts bij 29% van de patiënten niet bekend. Dit betrof met name furosemide, acetylsalicylzuur en omeprazol. Deze werden meestal gestart door een medisch specialist of waarnemend huisarts. Voorbeelden van onjuiste farmacotherapeutische behandeldingen waren: patiënten met hartfalen zonder ACE-remmer en patiënten met diabetes mellitus en/of angina pectoris zonder statine terwijl hier wel een indicatie voor was (LDL > 2,5 mmol/l). Huisartsen bleken verder niet altijd op de hoogte te zijn van recente wijzigingen in de standaarden: het voorschrijven van dipyridamol bij een CVA/TIA terwijl hier wel een indicatie voor was, werd wel eens vergeten. Verder werd tegen het advies in acetylcysteïne voorgeschreven bij COPD en rosiglitazon bij diabetes. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de kwaliteit van polyfarmacie voor verbetering vatbaar is. In samenwerking met apothekers zou dit bereikt kunnen worden door wijzigingen van de standaarden op de agenda van het FTO te zetten, een medisch specialist op het betreffende vakgebied uit te nodigen hierbij aanwezig te zijn en de huisartsen te ondersteunen met prescriptiecijfers.
Bron: Huisarts & Wetenschap 2009, pag. 599-602.
De kanttekeningen
Online geneesmiddelen bestellen bij griep?
De laatste maanden komen op televisie reclames voorbij van zorgverzekeraars die menen alles beter te weten. Misschien kunt u zich nog de reclame van CZ herinneren waarin de apothekersassistente over de balie naar de patiënt schreeuwt hoe je vaginaaltabletten gebruikt. Vervolgens zegt de stem voor CZ: €˜Heeft u ook behoefte aan privacy?€™. CZ adviseert zijn cliënten contact op te nemen met hun klacht zodat CZ hun zorg kan verbeteren. Laat het nou net het geval zijn dat nagenoeg alle apotheken inmiddels beschikken over een spreekkamer. De slogan zorg kan altijd beter, lijkt me hier nou niet op zijn plaats. Mede na een klacht van KNMP-voorzitter Jan Smits is deze reclame van de buis gehaald.
Maar nu Ohra. Deze zorgverzekeraar wordt aangeprezen door als voordeel te noemen dat het handig is om online je geneesmiddelen te bestellen. Er wordt het volgende gezegd: €˜Online geneesmiddelen bestellen handig bij griep€™. Bij griep? Bij Mexicaanse griep moet zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen 48 uur na het begin van de symptomen gestart worden met oseltamivir. Hoe krijg je dat online voor elkaar? Misschien bedoelen ze een antibioticumkuur bij griep? Griep is in de meeste gevallen een virus. Zo blijft het idee bestaan dat je griep bestrijdt met een antibioticum. Ze roepen maar wat, deze zorgverzekeraars, niet gehinderd door enige kennis.
Declaratieperikelen: join the club!
Dat apothekers bij het declareren van verstrekte geneesmiddelen iedere maand weer voor nieuwe verrassingen komen te staan en dat het declaratieproces gepaard gaat met de nodige frustraties en ergernissen is alom bekend. Sinds kort zijn de huisartsen er ook achter dat het veel tijd en geld kost om achter je centen aan te gaan bij de verzekeringsmaatschappijen. De Vereniging van Gedupeerde Huisartsen (VvGH) heeft daarom namens duizend huisartsen een brandbrief gestuurd aan minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In 2006 werd het nieuwe zorgstelsel ingevoerd, hetgeen bij huisartsen tot een chaos leidde. Veel declaraties voor verleende zorg werden door de zorgverzekeraars afgekeurd. Zoals ook voor apothekers geldt, moet er vervolgens een hersteldeclaratie worden ingediend en is het afwachten of de verzekeringsmaatschappij tot betaling overgaat. Om de druk nog wat verder op te voeren, is de tijd die de zorgverzekeraars beschikbaar stellen voor het indienen van zo€™n hersteldeclaratie beperkt. Overschrijdt je deze termijn, dan kun je naar je centen fluiten. Aangezien veel huisartsen in dit schuitje zitten, is er voor tientallen miljoenen euro€™s aan geleverde zorg nog niet uitbetaald. Constructief overleg om tot oplossingen voor de administratieve problemen te komen worden door de meeste zorgverzekeraars geweigerd. Zij beroepen zich op de contractuele vervaltermijn van één jaar. Welkom huisartsen, bij de groep der gedupeerde zorgverleners. Wij sluiten ons graag aan bij uw actiecomité.
En dan nog even dit
Patiënten vertrouwen generieke geneesmiddelen
Een onderzoek onder 2800 West-Europese patiënten heeft aangetoond dat het merendeel hiervan generieke geneesmiddelen kan onderscheiden van merk-producten. Hoewel generische middelen dezelfde werkzame stof bevatten als gepatenteerde merken, zijn lang niet alle patiënten ervan overtuigd. Dit doet nauwelijks afbreuk aan de effectiviteit die patiënten toeschrijven aan de goedkopere generieken: 83% van de deelnemers gelooft wel dat een generisch middel even effectief is als het merkproduct. Het onderzoek is door InSitesConsulting uitgevoerd in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië. Vooral mannen, 45+-ers en de iets hoger opgeleiden gaven aan het verschil te kunnen aangeven tussen generiek en merk. De meningen zijn erg verdeeld over het feit dat generische producten dezelfde werkzame componenten bevatten dan de merkproducten. 56% gelooft dit wel, 44% twijfelt hieraan. Op het gebied van voorlichting aan patiënten die generieke geneesmiddelen gebruiken is dus nog winst te behalen.