In vele sporten vindt er een voortdurende technische innovatie plaats. Formule 1-auto€™s, bobsleeën, schaatsen, tennisrackets en hockeysticks zien er totaal anders uit dan dertig jaar geleden. Sportbonden zijn voortdurend bezig met het aanpassen van de regels om de vooruitgang mogelijk te maken. Wanneer het echter gaat om het verbeteren van het belangrijkste instrument, het menselijk lichaam zelf, dan rust hierop een enorm taboe. Zelfs een picogram verboden hormoon in een plasje / dat evengoed van een foute Argentijnse biefstuk als van bewust gebruik afkomstig kan zijn / kan het einde van de carrière van een succesvol sporter betekenen.
Wat heeft het antidopingbeleid de sport gebracht: vele schimmige charlatans met een toevallige dokterstitel spelen met de levens van atleten, sporthelden vallen van hun voetstuk, maskering wordt tot kunst verheven?Ik vraag mij af waarom zich in deze discussie nooit een vooraanstaand farmacoloog mengt die iets zinnigs kan zeggen over de werkelijke waarde en risico€™s van prestatiebevorderende middelen. Waarom wordt nooit de stelling opgeworpen en verdedigd dat het vrijgeven van sommige middelen / nu doping genoemd / de sport misschien juist eerlijker maakt? Dan kunnen deze middelen onder betere medische begeleiding worden toegepast en dat is in ieder geval veiliger voor de sporter.
Het is erg gemakkelijk Lance Armstrong nu neer te zetten als de grote bedrieger en verder te doen of onze neus bloedt. Prestatiebevorderende middelen worden niet alleen gebruikt door de nummer één, maar ook door de nummers twee tot en met zoveel in vele takken van de sport. Laten we ophouden met het verbieden en controleren en laat iemand uit ons vakgebied de discussie openen over het toestaan van en het doen van onderzoek naar prestatiebevorderende medicatie. Wanneer we vooruitgang willen in de sport, moeten we dat ook op dit terrein toestaan.
Jos Lüers, hoofdredacteur
GELEZEN
Zinksuppletie bij ernstige infecties bij zeer jonge kinderen
Recent is in de Lancet een studie verschenen waarin zink is toegevoegd aan de behandeling met antibiotica bij zeer jonge kinderen (7 tot 120 dagen) met een ernstige bacteriële infectie. Andere studies hebben laten zien dat zink een rol speelt in het immuunsysteem, het verminderen van diarreeklachten en bij het verhogen van het aantal T-cellen / in het bijzonder CD4+. De toevoeging van dagelijks 5 mg (elementair) zink aan het antibioticumregime gaf een relatieve risicoreductie van 40% (95% BI 10-60, p=0,0113) in het falen van de therapie ten opzichte van de placebogroep. Therapiefalen was gedefinieerd als switch van antibioticum binnen zeven dagen na starten, als patiëntjes overgebracht werden naar de intensive care of overleden binnen 21 dagen na randomisatie. In de studie wordt geen verband gelegd tussen de kweekuitslagen en de ingezette therapie; dit kan mogelijk een grote bias opleveren op de interpretatie van de resultaten. Het onderzoek laat nog geen hard bewijs zien in de toegevoegde waarde van zinksuppletie bij kinderen met een bacteriële infectie.
Bron: Shinjini Bhatnagar et al. Zinc as adjunct treatment in infants aged between 7 and 120 days with probable serious bacterial infection: a randomised, double-blind, placebo-controlled trial. Lancet 2012;379: 2072-2078.
Geen toegevoegde waarde voor omega 3-vetzuren
Er bestaat veel discussie over de toegevoegde waarde van omega 3-vetzuren in het voorkómen van cardiovasculaire eindpunten. Verschillende studies hebben aangetoond dat omega 3-vetzuren zorgen voor een verlaging van het aantal triglyceriden, het voorkómen van ernstige aritmieën en dat deze vetzuren tevens een daling van de bloeddruk te weeg kunnen brengen. Daar tegenover staan verschillende studies die deze effecten tenietdoen. Recent is een systematische review en meta-analyse verschenen waarin geen significant verband is gevonden in het gebruik van omega 3-vetzuren en het voorkómen van mortaliteit (RR 0,96, 95% BI 0,91 - 1,02; RD, risk reduction -0,004, 95% BI -0,01 - 0,02), overlijden ten gevolge van een cardiovasculaire oorzaak (RR 0,91, 95% BI 0,85 - 0,98; RD -0,01; 95% BI -0,02 - 0,00), plotseling overlijden (RR 0,87, 95% BI 0,75-1,01; RD -0.003, 95% BI -0,012 - 0,006), myocardinfarct (RR, 0,89; 95% BI 0,76 - 1,04; RD -0,002; 95% BI -0,007 -0,002) of een CVA (RR 1,05, 95% BI 0,93-1.18; RD 0,001, 95% BI -0,002 - 0,004). Of hiermee daadwerkelijk de discussie over de waarde van omega 3-vetzuren wordt afgedaan, valt nog te bezien.
Bron: Rizos EC et al. Association Between Omega-3 Fatty Acid Supplementation and Risk of Major Cardiovascular Disease Events. A Systematic Review ans Meta-analysis. JAMA 2012;308(10):1024-1033.
Fibraten geven geen verhoogde kans op kanker
Fibraten worden toegepast als adjuvans bij dieet en andere maatregelen bij patiënten met primaire hypercholesterolemie of gecombineerde dyslipidemie, gekenmerkt door hypertriglyceridemie en/of een lage HDL-cholesterolconcentratie. Er zijn aanwijzingen dat behandeling met fibraten voor primaire en secundaire preventie de progressie van coronairsclerose vertraagt en de sterfte en morbiditeit ten gevolge van coronaire hartziekten vermindert. Er is echter geen afname van de totale sterfte aangetoond. Ook wordt het risico op kanker nog wel eens in verband gebracht met het gebruik van fibraten. Recent is een systematische review en meta-analyse gepubliceerd, waarin gekeken is naar dit verband. Hierin zijn zeventien gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken met in totaal 44.929 patiënten met een gemiddelde follow-up van 5,2 jaar geïncludeerd. Hieruit is naar voren gekomen dat het gebruik van fibraten geen effect heeft op de incidentie van kanker; 780 patiënten in de fibraatgroep versus 814 in de controlegroep (RR 1,02; 95% BI 0,92-1,12). Ook is er geen significant verschil gevonden in het overlijden ten gevolge van kanker; 385 patiënten in de fibraatgroep versus 377 patiënten in de controlegroep (RR 1,06; 95% BI 0,92-1,22). De auteurs concluderen dat fibraten een neutraal effect hebben op aan kanker gerelateerde uitkomsten. Wel moeten de langetermijneffecten van de veiligheid gemonitord blijven.
Bron: Bonovas S et al. Use of Fibrates and Cancer Risk: - A Systematic Review and Meta-Analysis of 17 Long-Term Randomized Placebo-Controlled Trials. PLOS one, www.plosone.org, 2012, Volume 7, Issue 9.
Effect probiotica
Recent is online een systematische review verschenen, waarin is gekeken naar het effect van probiotica op klinische uitkomsten bij patiënten die ernstig ziek zijn. In totaal zijn 23 gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken geïncludeerd waarin het toepassen van probiotica is vergeleken met placebo. Het geven van probiotica was geassocieerd met een verminderd aantal klinische complicaties; risico ratio 0,82; 95% BI 0,69-0,99; p=0,03; heterogeniteitstest p=0,05; I2 44%). Ook liet het gebruik van probiotica een trend zien naar verminderde mortaliteit op de intensive care unit; risico ratio 0,80; 95% BI 0,59-1,09; p=0,16; heterogeniteitstest p=0,89; I2 0%).
Het gebruik van probiotica had geen effect op de ligduur van de patiënten op de intensive care. Wel kwam naar voren dat de studies, waarvan de methodologie van minder goede kwaliteit was, grotere behandeleffecten gezien werden. Dit wetende en kijkende naar de betrouwbaarheidsintervallen van de risico ratio€™s kan het effect van probiotica opnieuw ter discussie worden gesteld.
Bron: Petrof EO et al. Probiotics in the critically ill: A systematic review of the randomized trial evidence. Critical Care Medicine Epub ahead of print.
Nieuw! Regorafenib (Stivagra®)
Eind september is door de FDA regorafenib (Stivagra®), een multi-kinaseremmer, goedgekeurd voor de behandeling van gemetastaseerd darmkanker, welke niet reageert op de standaardbehandelingen. Deze goedkeuring is gebaseerd op de resultaten van het CORRECT-onderzoek. Hierin is regorafenib vergeleken met placebo. Bij patiënten, behandeld met regorafenib, werd een mediane overall survival van 6,4 maanden gezien ten opzichte van 5 maanden voor de patiënten die placebo kregen (p=0,005). De mediane progressievrije overleving was 1,9 maanden voor patiënten met regorafenib (95% BI 1,88-2,17) versus 1,7 maanden voor patiënten die placebo kregen (95% BI 1,68-1,74). Wel wordt bij het gebruik van regorafenib een waarschuwing gegeven over de mogelijke kans op ernstige leverschade, waarbij zelfs fatale casussen zijn gezien tijdens het onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in het voordeel van regorafenib, maar ze zijn uiterst marginaal.
Bron: FDA.
CRP-waarde voorspelt kans op cardiovasculaire gebeurtenis
In de New England Journal of Medicine is een onderzoek gepubliceerd waarin is gekeken naar de voorspellende waarde van het bepalen van CRP (C-reactive protein)-levels en andere ontstekingsparameters wat betreft de kans op het ontstaan van cardiovasculaire gebeurtenissen. Hierin werden 52 prospectieve studies bestudeerd met in totaal 246.669 patiënten zonder een cardiovasculaire voorgeschiedenis. De onderzoekers concluderen dat met het bepalen van het CRP- of fibrinogeenwaarde bij patiënten met een licht verhoogd risico op cardiovasculaire gebeurtenissen, één extra geval kan worden voorkomen over een periode van tien jaar bij elke vier- tot vijfhonderd patiënten die worden gescreend.
Bron: Kaptoge S et al. C-Reactive Protein, Fibrinogen, and Cardiovascular Disease Prediction. N Engl J Med 2012;367:1310-1320.