Zesentwintig flessen wijn in december, een weekend naar de Formule 1 in Singapore, een driedaagse nascholing met bedrijfsbezoek in Rome en een weekje bijscholen én skiën in de Tiroler Alpen… Pakweg vijftien jaar geleden groeiden de bomen nog in de hemel voor de farmaceutische industrie, als het ging om de mogelijkheden om artsen en apothekers te inviteren en aan zich te (ver)binden.
Deze tijden liggen inmiddels ver achter ons, maar desondanks blijft het beeld, dat de farmaceutische industrie de complete praktijkinrichting en alle buitenlandse reisjes van de zorgprofessional betaalt, nog steeds hardnekkig aan ons kleven. Het transparantieregister, bedoeld om duidelijkheid te geven over financiële relaties tussen medici en farmaceutische industrie, wordt sinds het bestaan ervan misbruikt om de beroepsgroep aan de schandpaal te nagelen.
Ik durf te vertellen dat ook mijn naam te vinden is in het register. In de ogen van critici ben ik dus ook een industriehoer en niet meer in staat objectief de waarde van een geneesmiddel in te schatten. Ik kijk hier genuanceerder tegenaan. Natuurlijk, in de ideale wereld stelt iedereen zijn vrije tijd gratis beschikbaar om zijn collega’s op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in zijn vak. We nemen allemaal een abonnement op alle medische tijdschriften en lezen deze van begin tot eind zodra ze in onze mailbox zoeven. En iedereen betaalt vijf euro per Volkskrant omdat hier geen advertenties in staan. De ideale wereld bestaat echter niet. In realiteit ligt nascholing op zijn gat en moeten wetenschappers gaan duimendraaien, wanneer de industrie ze niet grotendeels financiert.
Omdat ikzelf en de organisaties waarvoor ik werk af en toe een bijdrage ontvangen vanuit de farmaceutische industrie, durf ik te stellen dat een groot aantal ontwikkelingen node zal worden gemist, wanneer deze geldstroom niet zou bestaan. Zelfregulering en het transparantieregister hebben effectief een eind gemaakt aan het extreme gunstbetoon. Laten we hiermee tevreden zijn, want de ideale wereld is een utopie.
Jos Lüers, hoofdredacteur
september 2016