Gelezen
Monoklonale antilichamen bij de ziekte van Crohn
Monoklonale antilichamen tegen tumor necrose factor (TNF) lijken veelbelovend voor de behandeling van de ziekte van Crohn. Infliximab is een tegen TNF-a gericht antilichaam dat in klinisch onderzoek na eenmalige injectie bij 60% van de patiënten remissie induceerde. Mogelijkerwijs kan door toepassing van infliximab het aantal operaties en ziekenhuisopnames in deze patiëntengroep worden gereduceerd, waardoor de hoge kosten van behandeling met een monoklonaal antilichaam worden gecompenseerd. Uitgebreider klinisch onderzoek moet de waarde van infliximab bij de ziekte van Crohn bevestigen.
Literatuur: Inpharma 1174, 13 feb 1999.
Artemisinine commercieel
Novartis heeft in Zwitserland goedkeuring verkregen voor artemether/lumefrantine bij de behandeling van ongecompliceerde Plasmodium falciparum malaria. Artemether is een semisynthetisch derivaat van het uit de plant Artemisia annua gewonnen artemisinine. Artemether wordt gecombineerd met het synthetisch vervaardigde lumefantrine. De combinatie is ondermeer uitgebreid getest bij kinderen. Het preparaat kan als standby noodbehandeling worden meegenomen door reizigers in malaria-endemische gebieden.
Literatuur: Inpharma 1174, 13 feb 1999.
Gamma-hydroxyboterzuur: farmaceutische recreatie
Vroeger werd gamma-hydroxyboterzuur (GHBZ) gebruikt als slaapinducerend middel in de anesthesie. De laatste tijd is dit stofje veel in de pers vanwege het toenemende misbruik, onder andere tijdens zogenaamde rave parties. Het op zich endogene korte-ketenvetzuur leidt in lage exogene doses (enkele grammen) tot een toestand van euforie en een ontspannen gevoel. Echter de gevoeligheid voor de effecten van GHBZ zijn individueel sterk verschillend. Bij overdosering treedt misselijkheid, braken en coma op in combinatie met epileptische insulten met in het uiterste geval de dood als gevolg. Het effect zet zeer snel in en is van korte duur. Het metabolisme tot kooldioxide en water maakt dat het aantonen van GHBZ onmogelijk. De diagnose is afhankelijk van de herkenning van de symptomen. Het is te hopen dat GHBZ binnenkort weer snel in de vergetelheid raakt.
Literatuur: Anaesthesia 1998;53:1195-1198.
Pamidronaat nog steeds een goede keus bij toepassingen in de oncologie
Bisfosfonaten worden al jarenlang toegepast in de oncologie, met name voor de behandeling van tumor-geïnduceerde hypercalciëmie (m.n. borstkanker), botpijn en botcomplicaties als gevolg van multiple myeloom (ziekte van Kahler). Veel ziekenhuizen in Nederland passen pamidronaat intraveneus toe, terwijl ook goede resultaten worden verkregen met oraal toegediend clodronaat. In een overzichtsartikel zijn beide bisfosfonaten met elkaar vergeleken en op hun waarde beoordeeld.
Voor de behandeling van tumor-geïnduceerde hypercalciëmie heeft een gift van pamidronaat 90 mg intraveneus een sterker en langduriger effect dan clodronaat 1500 mg intraveneus. Bij borstkanker wordt met clodronaat 1600 mg oraal per dag een reductie van ruim een kwart bereikt op de frequentie van botcomplicaties over een periode van ruim een jaar. Met maandelijkse pamidronaat infusen (90 mg) gedurende een jaar wordt een reductie bereikt van meer dan een derde in combinatie met chemotherapie. Bij multiple myeloom hebben zowel pamidronaat intraveneus als clodronaat oraal en intraveneus een duidelijk toegevoegd effect op botpijn en andere botcomplicaties in combinatie met chemotherapie. De frequentie wordt ongeveer gehalveerd ten opzichte van chemotherapie alleen.
Literatuur: J Clin Oncol 1998;16:3890-3899.
Perifere neuropathie door statinegebruik
Jepessen e.a. bespreken in het European Journal of Clinical Pharmacology een zevental gevallen van perifere neuropathie waarbij een verband lijkt te bestaan met langdurig statine-gebruik. In alle zeven gevallen werd door middel van uitgebreid electrofysiologisch onderzoek neuropathie door andere oorzaken uitgesloten. De neuropathie was niet in alle gevallen reversibel na het stoppen van statinegebruik. De auteurs concluderen dat epidemiologisch onderzoek in een niet-geselecteerde patiëntenpopulatie nodig is om een causaal verband te kunnen aantonen. Als er inderdaad een oorzakelijk verband bestaat tussen statinegebruik en perifere neuropathie is dit gezien het wijdverbreide statinegebruik een bron van zorg.
Literatuur: Jeppesen U et.al. Statins and peripheral neuropathy.
Eur J Clin Pharmacol 1999;54:835-838
Sumatriptan bij obsessieve compulsieve stoornissen?
Sumatriptan 100 mg per dag gedurende vier weken verbeterde de depressieve symptomen bij een drietal patiënten met een ernstige obsessieve compulsieve stoornis. Een dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek moet de resultaten van deze mini-pilot bevestigen.
Literatuur: Inpharma 1174, 13 feb 1999.
Hoe is het met de anti-leukotriënen?
Reeds enkele jaren wordt in Nederland de komst van de anti-leukotriënen verwacht. Dat we hier voorlopig toch nog maar niet op moeten rekenen, is op te maken uit een recent overzichtsartikel over deze middelen. Het gaat om de 5-lipoxygenaseremmer zileuton en de leukotrieen-receptor-antagonisten montelukast, pranlukast en zafirlukast, die een aantal jaren geleden als veelbelovend werden bestempeld en in sommige landen zelfs zijn geregistreerd. Sindsdien is het stil geworden rondom deze middelen.
Hoewel het werkingsmechanisme nog steeds erg interessant is, vallen de klinische resultaten bij de behandeling van astma tegen. Er is enige verbetering van de longfunctie meetbaar en er treedt met sommige van deze middelen een reductie op van de behoefte aan kortwerkende ² 2-sympathicomimetica. De therapeutische winst is geringer dan die met inhalatie-corticosteroïden wordt behaald, hoewel het gemak van orale toediening wellicht een betere therapietrouw oplevert. Voorlopig is er nog geen doorbraak van de anti-leukotriënen en blijven ze vooral bruikbaar om het inzicht in de pathofysiologie van astma te vergroten.
Literatuur: N Engl J Med 1999;340:197-206.
Meloxicam nader bezien
Onlangs verschenen in het British Journal of Rheumatology de resultaten van twee grootschalige studies naar de veiligheid en effectiviteit van meloxicam in vergelijking met diclofenac respectievelijk piroxicam.
In de eerste studie, genaamd Melissa, werd de effectiviteit en veiligheid van 7,5 mg meloxicam vergeleken met die van 100 mg diclofenac, gedurende 28 dagen bij 9323 patiënten met osteoarthritis.[1] In de meloxicamgroep werden significant minder bijwerkingen waargenomen. Dit werd met name veroorzaakt door het significant minder voorkomen van gastro-intestinale bijwerkingen. Geen verschillen werden gevonden in het optreden van ernstige gastro-intestinale bijwerkingen (perforaties, ulcera of bloedingen). Hoewel beide middelen een significante pijnvermindering ten opzichte van het uitgangsniveau te zien gaven, bleek diclofenac toch effectiever dan meloxicam en was de uitval uit de meloxicamgroep om reden van gebrek aan effect groter dan uit de diclofenacgroep. De gevonden verschillen worden volgens een eerder vastgestelde consensus voor de beoordeling van studies naar antireumatica echter niet relevant geacht.[2]
In de Select-studie werd de effectiviteit en veiligheid van 7,5 mg meloxicam vergeleken met die van 20 mg piroxicam, gedurende 28 dagen bij 8656 patiënten met osteoarthritis.[3] De resultaten van deze studie waren vergelijkbaar met die van de Melissa-studie: meloxicam bleek beter te worden verdragen, maar was iets minder effectief dan piroxicam.
Deze studies suggereren dat selectieve remming van COX-2 zou kunnen leiden tot een vermindering in het optreden van met name gastro-intestinale bijwerkingen. Het blijft echter de vraag of de in de studies gebruikte dosering meloxicam niet aan de lage kant is en of dezelfde resultaten gevonden worden bij vergelijking met een hogere dosering meloxicam.
Literatuur: 1 Hawkey C et al. Gastrointestinal tolerability of meloxicam compared to diclofenac in osteoarthritis patients. Br J Rheum 1998;37:937-945.
2 Bellamy N et al. Osteoarthritis antirheumatic drug trials III. Setting the delta for clinical trials - results of a consensus development (Delphi) exercise. J Rheumatol 1992;19:451-457.
3 Dequeker J et al. Improvement in gastrointestinal tolerability of the selective cyclooxygenase (COX)-2 inhibitor, meloxicam, compared with piroxicam: results of the safety and efficacy large-scale evaluation of cox-inhibiting therapies (Select) trial in osteoarthritis. Br J Rheum 1998;37:946-951.
De Kanttekeningen
Cara-Cheque?
Voor de Cara-Check moeten de medicatieprofielen van de
astma- en COPD-patiënten van de apotheek weer eens kritisch onder de loep
worden genomen. 'Voor mijn patiënten niet nodig', zegt een van de
huisartsen. 'Dat is toch ook eigenlijk niet de zorg van de apotheek,
maar die van mij, dus dat heb ik Glaxo even voor mij laten doen. Erg aardig
van ze, ik pluk gewoon even m'n computer leeg, ze lichten al m'n
astma/COPD-patiënten door en vertellen me precies wat er aan mankeert.'
'Privacy? Nee dat zit wel goed. Ik heb ze gezegd dat ze er verder niks
mee mogen. Dusse, leuk dat jullie ook wat doen, maar ik ben al voorzien
...'
Novartis introduceert nieuwe COMT-remmer
Nog geen half jaar na het van de markt halen van
tolcapone (Tasmar®) door de firma Roche, introduceert Novartis de
COMT-remmer entacapone (COMTAN®). COMT-remmers gaan de afbraak van
l-dopa tegen, waardoor de biologische beschikbaarheid van l-dopa toeneemt.
Bij fluctuaties in de mobiliteit (on-off- en
wearing-off-fenomenen) kunnen COMT-remmers worden toegevoegd aan de
l-dopatherapie. Enkele gevallen van fulminante hepatitis met dodelijke
afloop waren aanleiding om tolcapone van de markt terug te trekken. In
hoeverre entacapone gevrijwaard is van deze bijwerking, is niet duidelijk.
Tot dusver is van entacapone geen hepatotoxiciteit gemeld, maar wel zijn
enkele gevallen van significante stijgingen van leverenzymwaarden bekend.
Ook bij deze nieuwe COMT-remmer blijft voorlopig waakzaamheid ten aanzien
van de leverfunctie geboden. De tijd zal moeten leren of entacapone
daadwerkelijk het veiliger broertje van tolcapone is.
Diflucan® prijst zichzelf uit de markt
In een schrijven aan de apothekers meldt Pfizer dat het door omstandigheden gedwongen is de prijs van de toch al niet goedkope Diflucan® suspensie 200 (40 mg/ml) te verhogen naar maar liefst 600 gulden per verpakking van 35 ml. Dit betekent een bijbetaling voor de patiënt van f 410,52.
Over welke omstandigheden het hier gaat, laat de firma in het midden. Jammer, want een dergelijke bijbetaling dient toch wel door de apotheker aan de patiënt uitgelegd te worden. Gelukkig is Pfizer zo coöperatief om ons verschillende alternatieven aan te reiken, namelijk de Diflucan® suspensie 50 (10 mg/ml) of de Diflucan® 200 mg capsule. Indien deze alternatieven voor de patiënt niet aanvaardbaar zijn, verzoekt Pfizer ons contact met hen op te nemen om te zoeken naar een gezamenlijke oplossing. Laat ons raden.., weer zo'n originele restitutieactie? Omdat wij van Pharma Selecta graag bereid zijn met de industrie mee te werken en te denken, geven wij u nog een aantal extra alternatieven: amfotericine B suspensie, tabletten of zuigtabletten, itraconazol capsules, miconazol gel of nystatine suspensie.