Gelezen
Peer review
In het redactioneel van het novembernummer van Clinical Pharmacology and Therapeutics, wordt ingegaan op het 'peer review'. Peer review van wetenschappelijke artikelen is een belangrijk onderdeel van het wetenschappelijke proces. Het doel is te voorkomen dat onzorgvuldig verkregen gegevens en ongefundeerde conclusies worden gepubliceerd. Dit betekent dat een goede reviewer zowel een tegenstander als een vriend van de auteur van het wetenschappelijke artikel is. In het redactioneel is een checklist voor reviewers opgenomen. Belangrijk is dat peer reviewers een goed inzicht hebben in het totale publicatieproces. Er valt veel voor te zeggen om naderhand de reviewers inzage te geven in elkaars reviews. Men kan veel leren van het review van een ander. Een andere invalshoek en mogelijk gemiste punten zijn zeer verhelderend en kunnen het toekomstige reviewproces positief beïnvloeden.
Bron: Clin Pharmacol Ther 2002;72:469-473.
Misleidende advertenties
In het rapport: Prescription drugs FDA oversight of direct-to-consumer advertising has limitations van de rekenkamer van de VS (General Accounting Office (GAO)), wordt aangegeven dat sommige geneesmiddelfabrikanten herhaaldelijk misleidende advertenties publiceren, voordat de Food and Drug Administration (FDA) er een eind aan kan maken. De uitgaven voor receptgeneesmiddelen zijn sinds 1997, toen de regels voor adverteren zijn versoepeld, met gemiddeld 18% per jaar gestegen. De GAO schat dat in 2000 ongeveer 8,5 miljoen consumenten geneesmiddelen kregen nadat ze, erop geattendeerd door advertenties, er speciaal bij hun huisdokter om gevraagd hadden. De GAO merkt op dat de verkoop van geneesmiddelen, waarvoor het meest wordt geadverteerd, met 25% steeg in vergelijking met 4% van die geneesmiddelen, waarvoor weinig reclame wordt gemaakt. Met name regels die de regering Bush heeft uitgevaardigd, hebben de tijd tussen identificatie van misleidende advertenties en de reactie van de FDA op de fabrikanten tot 78 dagen verlengd. Soms komt de FDA-reactie na het einde van de advertentiecampagne!
Deze bevindingen benadrukken weer eens de noodzaak tot waakzaamheid ten aanzien van geneesmiddelreclame!
Bron: JAMA 2003;289:35.
Idiote geneesmiddelreclame
Zo langzamerhand kunnen we wel een vaste rubriek maken van de idiote reclame, waarmee de 'geneesmiddeldeskundige bij uitstek' door de farmaceutische industrie wordt bestookt. Hier volgen weer eens een paar voorbeelden.
Van de firma GlaxoWellcome ontvingen we een pakje met feestballonnen. Het blijkt reclame voor een bronchiënverwijder te zijn: 'Onze bronchiënverwijder werkt zó goed, dat de patiënten moeiteloos een feestelijk ballonnetje kunnen opblazen!' Gelukkig eindigt de begeleidende brief met een telefoonnummer, dat we kunnen bellen voor 'eventuele medisch inhoudelijke vragen'.
Pfizer, de fabrikant van een bekend erectiebevorderend middel, heeft na
de WK wedstrijdbal van van de zomer, wéér een leuke verrasssing! 'Met .......
geeft u uw patiënt de mogelijkheid tot intimiteit terug. Passend bij
een intieme sfeer bieden wij u twee originele verzilverde
kandelaars aan.' De behandelaar behoeft alleen maar op de
antwoordkaart aan te geven hoeveel van de laatste tien patiënten met
erectiele dysfunctie hij met het betreffende middel behandeld heeft...
Pharmaceutische industrie belangrijkste informatiebron Engelse huisartsen
In een recent onderzoek zijn de factoren onderzocht die huisartsen beïnvloeden wanneer zij een geneesmiddel voor de eerste keer voorschrijven.Voor het onderzoek werden 107 huisartsen uit een mix van 54 praktijken, waarin veel, gemiddeld en weinig recepten worden uitgeschreven, geïnterviewd. Het bleek dat 92% van de huisartsen artsenbezoekers van geneesmiddelenfirma's ontving en 70% hen inderdaad beschouwde als een betrouwbare bron van informatie!
Bron: Br Med J 2003;326:301.
Vitamine D zinvol bij bejaarde stadsbewoners
Reeds langer is bekend dat suppletie van vitamine D en calcium bij oudere vrouwen het risico op fracturen kan verminderen. In een onlangs in het British Medical Journal gepubliceerd onderzoek, is onderzocht wat het effect van eenmaal per vier maanden vitamine D-suppletie is, op het fractuurrisico bij vrouwen én mannen ouder dan 65 jaar en woonachtig in een stedelijke omgeving.
2686 ouderen (leeftijd tussen 65 en 85 jaar), waarvan 2037 mannen en 649 vrouwen werden gerandomiseerd en kregen eenmaal per vier maanden 100.000 IE colecalciferol of placebo. Primaire eindpunten van deze studie waren fractuurincidentie en totale mortaliteit.
Na vijf jaar behandelen bleek het relatieve risico op een eerste fractuur in de vitamine D-groep significant lager dan in de placebogroep (0,78 95% CI 0,61-0,99 p = 0,04). Het relatieve risico op typische osteoporotische fracturen (heup, pols en wervels) bleek zelfs nog lager (0,67 95% CI 0,48-0,93, p = 0,02). Overigens bleek er geen significant verschil in overlijdensrisico tussen de behandelde en niet-behandelde groep en waren de resultaten voor mannen en vrouwen gelijk.
Geconcludeerd kan worden dat het eenmaal per vier maanden toedienen van een relatief hoge dosis vitamine D (100.000 IE) bij bejaarde stadsbewoners, de kans op het krijgen van (osteoporotische) fracturen vermindert, zonder dat daarbij noemenswaardige bijwerkingen optreden.
Bron: Br Med J 2003;326:469.
Cholesterol, the lower the better?
De laatste jaren is er een duidelijke trend waarneembaar naar steeds verdere verlaging van LDL-cholesterolspiegels. De huidige CBO consensus cholesterol is gebaseerd op streefwaarden, waarvan in de literatuur is aangetoond dat ze leiden tot een afname van de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. De streefwaarden die gehanteerd worden door het National Cholesterol Education Program (NCEP) in de VS, zijn echter lager dan onze waarden. Het is tot op heden nog onduidelijk of een reductie van de LDL-cholesterolwaarden tot op of onder de NCEP-streefwaarden, een nog verdere afname van het cardiovasculaire risico geeft.
In een onlangs gepubliceerde studie is onderzocht wat het effect van krachtige LDL-cholesterolverlaging in vergelijking met conventionele LDL-cholesterolverlaging is op de intima-media dikte van de halsslagader (CIMT), een surrogaat eindpunt voor atherosclerose.
In een single-centre, gerandomiseerd onderzoek kregen 161 patiënten die voldeden aan de NCEP II-criteria ofwel atorvastatine 80 mg, ofwel pravastatine 40 mg. Zoals mocht worden verwacht daalde het LDL-cholesterol in twaalf maanden sterker in de atorvastatinegroep dan in de pravastatinegroep (48,5% versus 27,2%, p < 0,001). De CIMT bleef onveranderd bij de pravastatinegebruikers (+ 0,025 ± 0,017 mm), terwijl deze bij de atorvastatinegebruikers daalde (- 0,034 ± 0,021).
De onderzoekers concludeerden dat krachtige LDL-cholesterolverlaging tot onder de NCEP-streefwaarden, arthrosclerose terugdringt. Of dit uiteindelijk resulteert in een vermindering van cardiovasculaire complicaties, zal in harde eindpuntstudies moeten worden bewezen. Deze studie ondersteunt echter zowel de hypothese dat het LDL-cholesterol zo krachtig mogelijk dient te worden verlaagd, als de hypothese dat de werking van de statines berust op een groepseffect.
Bron: Circulation 2002;106(16);2055-2060.