Gelezen
Paclitaxel stent ter preventie van restenose
Na het plaatsen van een stent is het optreden van restenose een belangrijk probleem. Paclitaxel remt onder andere de mitose en celproliferatie en zou daarom effectief kunnen zijn bij het voorkomen van restenose. In dit onderzoek werden twee stents met een paclitaxelcoating vergeleken met een conventionele stent. De afgifte van paclitaxel uit de stents bedroeg respectievelijk 1,3 µg per vierkante millimeter (lage dosis) en 3,1 µg per vierkante millimeter (hoge dosis). Patiënten kregen verder thrombocytenaggregatieremmers te weten acetosal + ticlopidine (N = 120), + clopidogrel (N = 18) of + cilostazol (N = 37). De klinische evaluatie werd na één maand en na vier tot zes maanden uitgevoerd; angiografie werd na vier tot zes maand gedaan.
De hoge-dosis-groep bleek beter te scoren voor de mate van stenose ten opzichte van de controlegroep met 14% (SD ± 21%) ten opzichte van 39% (SD ± 27%). Het verschil was statistisch significant (P < 0,001). Dit gold ook voor het verminderen van de diameter na zes maanden (0,29 ± 0,72 mm versus 1,04 ± 0,83 mm, P < 0,001) en het aantal patiënten met een restenose van meer dan 50% (4% versus 27%, P < 0,001). In de acetosal + cilostazolgroep kwamen meer cardiale problemen voor dan in de andere groepen.
De hoge dosering paclitaxel stent blijkt in combinatie met conventionele thrombocytenaggregatieremmers effectief in het verminderen van restenose en hyperplasie, hetgeen resulteert in een grotere diameter van het betreffende vat.
Bron: N Engl J Med 2003;348:1537-1545.
Gevaren van adrenaline
Aan de hand van twee casus worden de risico's van onnodig en/of ondeskundig adrenalinegebruik besproken.
Adrenaline i.m. of i.v. wordt toegepast bij de behandeling van acute ernstige anafylactische reactie, waarbij hypotensie of ernstige ademhalingsproblemen optreden. Hoe vaak deze anafylactische reacties voorkomen is niet goed bekend. Fatale anafylactische reacties zijn echter zeldzaam. In het Verenigd Koninkrijk worden er twintig per jaar geregistreerd. Ondanks dit lage cijfer zijn er meer dan 100.000 adrenaline-injectoren voorgeschreven.
De eerste casus beschrijft een 64-jarige man met hypertensie en diabetes mellitus type II. Vanwege het optreden van idiopatisch angio-oedeem beschikte hij over een adrenaline-autoinjector. Na intramusculaire toediening kreeg hij pijn in de borst en vertoonde het ECG ischaemische veranderingen. Een behandeling met een antihistaminicum gaf goede resultaten en de auto-injector werd ingenomen.
In de literatuur worden ook fatale overdoseringen van adrenaline gemeld bij relatief onschuldige overgevoeligheidsreacties.
Adrenaline dient dus alleen gebruikt te worden bij anafylactische reacties met hypotensie of respiratoire problemen. Bij lichtere overgevoeligheidsreacties kan het middel erger dan de kwaal zijn.
Bron: Br Med J 2003;326:589-590.