Actueel
Normrapport GGZ
Op 20 juni werd in Utrecht het normrapport farmaceutische zorg in GGZ-instellingen gepresenteerd. Leden van belanghebbende partijen (GGZ Nederland, KNMP, NVZA, NVvP, een patiëntenvereniging en een familievereniging) hebben de handen ineen geslagen om in overleg met elkaar tot afspraken te komen ten aanzien van goede farmaceutische zorg. Het rapport bevat een beschrijving van kwaliteitseisen en voorwaarden waaraan goede farmaceutische zorg moet voldoen. Er wordt alleen in beschreven wat er geregeld moet worden en niet hoe het geregeld moet worden. Datgene wat geregeld moet worden wordt echter op een duidelijke manier beschreven, waarbij de zeer nadrukkelijke rol van de apotheker bij de medicatiebegeleiding en farmacotherapie opvalt. Het zal in de toekomst echter veel tijd gaan kosten om die nadrukkelijke rol binnen de GGZ-instellingen waar te maken. Op dit moment staan kwaliteitssystemen in veel GGZ-instellingen nog in de kinderschoenen en zullen velen niet in de buurt komen van datgene wat er beschreven wordt in de norm. Toezichthoudend apothekers zullen zich dan ook goed moeten afvragen welke prioriteiten zij kunnen en willen geven aan de start van de invulling van dit normrapport. Het rapport is te bestellen bij het projectbureau Geneesmiddelen in de GGZ.
Adres: DeltaBouman, afdeling Dorpsblik, Postbus 800, 3170 DZ, Poortugaal, Tel. 010-5031704, fax. 010-5031641, email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Incontinentie
Een telefoontje van een bezorgde bejaarde vrouw. Ze had
een brief gekregen van haar 'zorg'verzekeraar waarin haar werd medegedeeld
dat zij in vervolg geen incontinentiemateriaal meer mocht bestellen bij
haar apotheek omdat het contract tussen de verzekeraar en haar apotheek
niet wordt verlengd. Zij moet het materiaal nu bestellen bij een soort
postorderleverancier. Deze levert niet een paar pakjes per keer maar doet
dit alleen in grote hoeveelheden. Bij het feit dat deze mevrouw in een
klein bejaardenhuisje woont met weinig opslagruimte wordt niet
stilgestaan. Bovendien is het behoorlijk ongepast om een meningsverschil
over een contract over de rug van de verzekerde te spelen. In de brief
wordt voorts vermeld dat mevrouw geen contact met haar apotheek hoeft op
te nemen aangezien de apotheek op de hoogte is van deze nieuwe regeling en
dat ze gewoon de zorgverzekeraar kan bellen voor vragen. Maar haar apotheek
wist van niets. Hier laat deze verzekeraar in haar rol als regisseur zien
dat communicatie niet voorkomt in haar woordenboek en dat nuchter
nadenken over de gevolgen van dit soort activiteiten al helemaal teveel is
gevraagd. Misschien is het een idee om in de apotheek een advies te geven
over èchte zorgverzekeraars (zijn ze er nog?) en aan te geven dat men
altijd kan switchen van verzekeraar. Dat zou nog eens marktwerking zijn
waar minister Hoogervorst de mond van vol heeft.
Gelezen
Stepping down inhalatiecorticosteroïden bij astma
Inhalatiecorticosteroïden zijn zeer effectief bij de behandeling van astma. Vanwege dosisgerelateerde bijwerkingen wordt geadviseerd de dosis te verlagen wanneer het astma onder controle is. Bij patiënten met mild astma is dit onderzocht en voldoende effectief gebleken. Recentelijk is in Schotland onderzocht of dosisverlaging van inhalatiecorticosteroïden ook bij patiënten met matig tot ernstig astma, zonder verlies van controle over het astma, mogelijk is.
In een gerandomiseerde, gecontroleerde, dubbelblinde studie gedurende één jaar onder 259 patiënten, is onderzocht of dosisverlaging van inhalatiecorticosteroïden bij patiënten met chronisch stabiel astma (matig tot ernstig), die gemiddeld 1430 µg beclomethason per dag ontvingen, geen verslechtering van het astma gaf. Via een computerprogramma werd de patiëntengroep gerandomiseerd. De ene groep (n=129) ontving een normale dosis inhalatiecorticosteroïden, de andere groep (n=130) ontving een gereduceerde dosis (50% van de normale dosis). Na 3, 6, 9 en 12 maanden werd de mate van astmacontrole vastgesteld. Bij een goede controle werd de gereduceerde dosis voortgezet, bij slechte controle werd de normale dosis weer gegeven. Andere eindpunten waren astma-exacerbaties, aan astma gerelateerde bezoeken aan een arts, de gezondheidsstatus en de totale dosis inhalatiecorticosteroïden in beide groepen.
64 van de 130 patiënten (49%) in de stepdowngroep volbrachten de studie met een gereduceerde dosis inhalatiecorticosteroïden en een goede controle van hun astma. De overige patiënten in deze groep hadden tusentijds een dosisverhoging nodig. Er was geen significant verschil in het aantal exacerbaties tussen de twee groepen. In de stepdowngroep kwam bij 31% van de patiënten een exacerbatie voor, in de controlegroep bij 26% van de patiënten (p=0,354). Het aantal bezoeken aan een arts was ook niet significant verschillend in beide groepen.
Wel was er een significant verschil in de gemiddelde jaarlijkse dosis inhalatiecorticosteroïden: in de stepdowngroep werd 390 mg corticosteroïd gebruikt vergeleken met 517 mg in de controlegroep (p<0,001). Omgerekend komt dit neer op een verschil van 348 µg beclomethason per dag.
Deze studie wijst er op dat verlaging van de dosis inhalatiecorticosteroïden bij patiënten met stabiel, matig tot ernstig astma - waarbij hoge doses inhalatiecorticosteroïden werden gebruikt - mogelijk is zonder verslechtering van de astmacontrole.
Bron: Br Med J 2003;326:1115.
Karakteristieken rond de geboorte en het risico op reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een aandoening met een nog onbekende oorzaak. Tweelingenonderzoek heeft uitgewezen dat er zowel genetische als omgevingsfactoren een rol spelen bij het ontstaan van de ziekte. Welke factoren dit precies zijn is nog onbekend.
In Zweden is onderzocht of bepaalde karakteristieken rond de geboorte een relatie vertonen met het ontstaan van reumatoïde artritis op volwassen leeftijd.
Uit een register van de kliniek van de afdeling van reumatologie in Malmö werden 77 patiënten met reumatoïde artritis geselecteerd. Ze waren allen geboren tussen 1940 en 1960 en woonden nog steeds in Malmö. Voor elk van de patiënten werden de eerstvolgende vier geborenen van hetzelfde geslacht en uit dezelfde geboortekliniek geselecteerd als controlegroep (n=308).
Alle geboortegegevens van de patiënten en de controlepersonen werden geanalyseerd, waarbij werd gelet op de volgende zaken: gewicht en lengte bij de geboorte, gewicht van de placenta, duur van de zwangerschap, ziektes van de moeder tijdens de zwangerschap, leeftijd van de moeder, eerdere miskramen, overeenkomsten tijdens het moment van geboorte van patiënt en controlepersonen, duur van het verblijf in de kliniek rond de geboorte, het starten van borstvoeding tijdens het verblijf in de kliniek alsmede het beroep van de ouders (handenarbeid of niet). Relaties met reumatoïde artritis op volwassen leeftijd werden bepaald door het berekenen van odds-ratios.
Een hoog geboortegewicht werd positief geassocieerd met reumatoïde artritis (odds-ratio 3,3). Het starten van borstvoeding tijdens het verblijf in de kliniek en het beroep van de ouders werden ook in relatie gebracht met het ontstaan van reumatoïde artritis op latere leeftijd (odds-ratio's respectievelijk 0,2 en 2,8). De andere onderzochte geboortekarakteristieken vertoonden geen relatie met reumatoïde artritis.
Waarom juist het geboortegewicht, het geven van borstvoeding en het
beroep van de ouders van invloed zijn op het ontstaan van reumatoïde
artritis op volwasen leeftijd is onduidelijk. Mogelijk spelen de
ontwikkeling van het immuunsysteem in utero en perinatale en
postnatale veranderingen in het immuunsysteem een rol.
Bron: Br Med J 2003;326:1068.
Bestrijding SARS-virus dichterbij
Het Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS) heeft wereldwijd al veel slachtoffers geëist. De ziekte wordt gekarakteriseerd door hoge koorts, malaise, rigor, hoofdpijn, niet-productieve hoest of kortademigheid en kan zich ontwikkelen tot gegeneraliseerde infiltraten in de longen waarbij intubatie en mechanische beademing noodzakelijk zijn. Het sterftecijfer bedraagt momenteel circa 15%.
SARS wordt veroorzaakt door een coronavirus. Onderzoekers in Duitsland hebben nu een zwak punt gevonden in dit virus: een protease. Deze protease controleert het replicatiesysteem van het virus. Er zijn duidelijke overeenkomsten in de bindingsplaatsen voor substraten op het protease van het SARS-virus en op proteases van twee andere bekende coronavirussen: het humane coronavirus (rhinovirus) dat een normale verkoudheid kan veroorzaken en een coronavirus dat bij varkens gastro-enteritis veroorzaakt. Als de protease van het SARS-virus kan worden geremd, kan het virus zich niet repliceren en daarmee wordt het uitbreken van de ziekte voorkomen.
Met de ontdekking van het belang van het protease in het SARS-virus ontstaan nieuwe aangrijpingspunten voor de ontwikkeling van een geneesmiddel tegen SARS.
Bron: Science-online 13 mei 2003 (www.sciencexpress.org).
Paroxetine en zelfmoord
De Medicines and Healthcare Products Regulatory Agency in Groot Britannië heeft geadviseerd paroxetine niet meer voor te schrijven aan kinderen onder 18 jaar. Ondanks het feit dat paroxetine geen registratie heeft voor toediening bij kinderen wordt het middel veelvuldig toegepast bij jongere leeftijdscategorieën. Het advies is gebaseerd op het feit dat studies aangeven dat de kans op suïcidale gedachtes groter is bij gebruikers van paroxetine (25 van de 738; 3,4%) in vergelijking met placebo (8 van de 647; 1,2%). GlaxoSmithKline heeft aangegeven moeite te hebben met het advies en dat door dit soort adviezen de behandelmogelijkheden van depressie bij jonge kinderen wordt bemoeilijkt. De fabrikant heeft echter het advies wel geaccepteerd en zal meewerken aan het implementeren van dit advies bij kinderartsen in Groot Britannië.
Bron: Br Med J 2003;326:1282.