De kanttekeningen
Haperende onthulling
Denk je het eindelijk gehad te hebben
met die irritante reclamecampagne’s,
komt AstraZeneca weer met een mailing
die zéker in aanmerking komt voor de
Gouden Prullenbak Award.
A-Z’s combinatie-inhaler heeft er een
nieuwe registratie bij gekregen, waarvan het bedrijf denkt
dat wij er allen zeer opgewonden van raken en nachtenlang
niet van kunnen slapen. Geheel toepasselijk is daarom gekozen
voor een onthullende reclamefolder, waarbij we enkele
dagen achter elkaar worden bestookt met fröbelwerkjes,
waarbij een ritsje steeds verder open staat. Spannend
hoor..! Helaas, de rits breekt onmiddellijk af zodra je hem
verder probeert open te scheuren, waardoor er uiteindelijk
een volstrekt verminkt stuk papier op je bureau overblijft
met daarin… geen informatie! Denken ze nu werkelijk dat wij
graag onze tijd willen verdoen met bloeddrukverhogende,
kostenverspillende promotienonsens van een minimale verandering
aan de geregistreerde dosering van een middel,
dat ze ook nog eens SMART durven te noemen? Weet u wat
pas echt smart is? Het middel van de concurrent voorschrijven
en afleveren. Een fabrikant die denkt dat wij nog
zitten te wachten op kleuterknipsels moeten we maar een
tijdje niet serieus nemen.
Mollen roeren zich opnieuw
Waar mollen over het algemeen een teruggetrokken en
ondergronds bestaan leiden, laten de medical opinion leaders in
Nederland weer eens van zich horen. Kennelijk heeft onze terechtzetting in
het vorige nummer van Pharma Selecta toch niet de gewenste indruk op
ze gemaakt. Of wel? Want de manier waarop deze keer de duurdere statines
worden gepromoot is bijzonder gewiekst.
In een, overigens prima opgezet, PHARMO-onderzoek, is gekeken naar het
effect van statinetherapie in de real world situatie. We weten allen
dat het met de therapietrouw van gebruikers van onder andere statines, niet
zo heel best is gesteld. Uit het onderzoek van PHARMO blijkt inderdaad dat
53% van de patiënten stopte met het gebruik van het statine binnen twee
jaar na aanvang. In de groep die het geneesmiddel wél trouw gebruikte
werd een daling van het risico op ziekenhuisopname ten gevolge van een
acuut myocardinfarct gemeten van gemiddeld 30%, ten opzichte van de
ontrouwe gebruikers. Daarnaast werd gekeken of het verschil maakte welk
middel patiënten gebruikten. Hiervoor werden de verschillende statines
ingedeeld naar hun potentie, waarbij bijvoorbeeld simvastatine 20,
atorvastatine 10 en rosuvastatine 5 mg in equipotentiegroep 4 zaten. Elke
doseringsstap hoger betekende ook één potentiegroep hoger en voor lager
gold hetzelfde. Gebruikers van lage equipotente doseringen
(equipotentiegroep 3) hadden een risicoreductie van ongeveer 20%. Trouwe
gebruikers van gemiddelde of hoge equipotente doseringen
(equipotentiegroep
4) hadden zelfs een risicoreductie van rond de 40%
ten opzichte van therapie-ontrouwe patiënten. Niet ten onrechte concluderen
de onderzoekers dus dat therapietrouwe patiënten die gemiddeld tot
hoogpotente middelen gebruiken, het beste af zijn. Waar, maar weinig
opzienbarend.
De auteurs, waaronder een veelbesproken hot-shot op lipidengebied, gaan vervolgens verder door te stellen dat de patiënten met de hoogste risicoreductie, relatief vaker behandeld werden met de duurdere middelen atorvastatine en rosuvastatine. Ze beginnen een tirade tegen beleidsmakers van zorgverzekeraars die het gebruik van deze middelen zouden ontmoedigen. Een vreemde stellingname, aangezien uit het onderzoek blijkt dat de meeste patiënten in de equipotentiegroepen 4 en hoger, jawel... simvastatine gebruiken. Slechts 1,3% van de patiënten uit deze groep gebruikte rosuvastatine! Het lijkt dus wel erg kort door de bocht om de credits juist bij de dure spécialités neer te leggen en het goedkope simvastatine dood te zwijgen.
Nog bonter maakt Huisarts Vandaag het echter in een commentaar op dit onderzoek. Keihard wordt beweerd dat de oudere en goedkopere statines niet hoog genoeg kunnen worden gedoseerd om een maximaal effect te bereiken. En aangezien het voorschrijven van deze goedkope middelen wordt gestimuleerd door verzekeraars en de overheid, zijn deze laatste partijen verantwoordelijk voor een toenemend aantal patiënten dat een hartaanval zal oplopen. Deze volstrekt uit zijn verband gerukte conclusies uit dit onderzoek, leiden ook nog eens de aandacht af van het werkelijke probleem: de therapietrouw. Wanneer wij als artsen en apothekers nog niet eens in staat blijken te zijn om ook maar de helft van onze patiënten te motiveren om geneesmiddelen trouw te gebruiken, moeten wij vooral onze energie niet steken in schimmige discussies over welk middel het allerallerbeste is. De winst is op een geheel ander terrein te behalen!
Literatuur: FJA Penning-van Beest et al. Effect of statin therapy
on AMI, Eur Heart Journal 7 december 2006.
Huisarts Vandaag, 8 december 2006.
Actueel
Artsenbezoekers voor dichte deur
De algemene ledenvergadering van het Nederlands
Huisartsen Genootschap (NHG) heeft het NHG-standpunt 'Farmacotherapiebeleid
in de huisartsenzorg' onlangs goedgekeurd. Een belangrijk onderdeel van dit
standpunt is de omgang met de (invloed van de) farmaceutische industrie.
Het genootschap is van mening dat huisartsen géén artsenbezoekers van de
farmaceutische industrie meer zouden moeten ontvangen. 'Het is van groot
belang dat de huisarts zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de
farmaceutische industrie behoudt en zich bewust is van diverse
marketingstrategieën voor de afname van nieuwe geneesmiddelen', aldus een
quote uit het standpunt. De deur blijft dus dicht voor de vertegenwoordiger
van de farma-industrie en dit geldt ook voor nascholing die door deze
industrie is betaald.
Vreemd genoeg zet het NHG de deur wel op een kiertje wanneer het gaat om de invloed van de zorgverzekeraar op het voorschrijfbeleid. Men schrijft hierover: 'De huisarts werkt alleen onder de volgende voorwaarden mee aan kwaliteitsbevorderende stimuleringsregelingen van zorgverzekeraars: de regeling stimuleert het voorschrijven conform de NHG-richtlijnen; de regeling van zorgverzekeraars is ontwikkeld in overleg met huisartsen- en patiëntenorganisaties met het oog op het gewenste landelijke draagvlak'.
Het lijkt er op alsof het NHG een behoorlijke klont boter op haar hoofd
heeft. Wie ooit wel eens Huisarts en Wetenschap, het lijfblad van het
NHG, doorgebladerd heeft, weet dat dit blad voor minimaal de helft bestaat
uit reclame voor merkgeneesmiddelen. Ook de openlijke vrijage met de
zorgverzekeraars schiet veel huisartsen in het verkeerde keelgat. Het
standpunt wordt als betuttelend ervaren en lijkt op onvoldoende
draagvlak bij de achterban te kunnen rekenen. Kennelijk hebben al deze
criticasters echter niet de moeite genomen om hun mening tijdens de
ledenvergadering te ventileren. Ook bij huisartsen staan de beste
stuurlui dus aan wal.