Zonder nostalgisch het goede oude, maar inmiddels afgeschreven OZIS-systeem te willen ophemelen, denk ik dat de ambities om te komen tot een landelijk dekkend en allesomvattend patiëntendossier te hoog gegrepen waren.
Zorg wordt - op een enkele uitzondering na - regionaal georganiseerd. Een landelijk dekkend systeem heeft alleen toegevoegde waarde voor enkele grote ziekenhuizen, die meestal hun interne automatisering nog niet eens op orde hebben, en in het geval van patiënten op vakantie. Zouden we in het laatste geval niet een internationaal dekkend patiëntendossier moeten hebben?
Conform het breed gedragen OZIS zou het EPD-nieuwe-stijl regionaal georganiseerd moeten zijn en zich in eerste instantie moeten focussen op apotheek- en labdata. Een doorstart van het EPD is afhankelijk van politieke besluitvorming. Het is een understatement om te stellen dat zoiets lastig is. Het kan zomaar een jaartje of wat vertraging opleveren, zo leert de geschiedenis.
Met een uitgefaseerd OZIS is het niet ondenkbaar dat farmaceutisch Nederland binnenkort geheel zonder regionale gegevensuitwisseling komt te zitten. In tijden van medicatieoverdracht en -veiligheid is dit een absurde en volstrekt onwenselijke situatie.
Het is te hopen dat de softwareleveranciers voldoende oog hebben voor het dreigende communicatiehiaat en de handen ineen slaan om een €˜plan B' te realiseren: het in de lucht houden en waar mogelijk verbeteren van OZIS. Nu lijkt het moment aangebroken voor regieorganisatie ORIA om hier haar tanden in te zetten en niet meer los te laten.
Jos Lüers, hoofdredacteur
Actueel
Europees register clinical trials
De Amerikaanse website www.clinicaltrials.gov heeft een Europees zusje gekregen: https://www.clinicaltrialsregister.eu, een website van de Europese registratieautoriteit voor geneesmiddelen EMA. Hierop is informatie te vinden over klinisch geneesmiddelonderzoek dat is of wordt uitgevoerd (fase II - IV) in landen van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte. Naar verwachting zal in maart 2012 ook informatie beschikbaar komen over geneesmiddelonderzoek met kinderen buiten Europa. Dit onderzoek maakt deel uit van een zogenaamd paediatric investigation plan (PIP). De gegevens op de website zijn afkomstig uit de EudraCT-database. In deze database plaatsen Europese registratieautoriteiten gegevens die fabrikanten aanleveren met betrekking tot klinisch geneesmiddelonderzoek. De regisratieautoriteiten vullen deze gegevens aan met informatie over de status van het desbetreffende onderzoek (geautoriseerd, in uitvoering, afgerond). Op de genoemde website zijn gegevens te raadplegen die vanaf mei 2004 in de EudraCT-database zijn opgenomen. Mogelijk is bij sommige onderzoeken de informatie incompleet. Zo kan er bijvoorbeeld na afronding geen einddatum zijn ingevuld in de database, waardoor het lijkt alsof het onderzoek nog in uitvoering is. De EMA werkt in samenwerking met nationale registratieautoriteiten aan het completeren van de data. In het genoemde register zijn geen onderzoeksresultaten te vinden, wel gegevens over het soort onderzoek, het onderzochte geneesmiddel, de aandoeningen de status van het onderzoek en de sponsor.
Bron: https://www.clinicaltrialsregister.eu (geraadpleegd 25 maart 2011).
Gelezen
Preventie van exacerbaties bij COPD-patiënten:
tiotropium versus salmeterol
Klachten en exacerbaties bij COPD-patiënten worden symptomatisch behandeld met kortwerkende luchtwegverwijders per inhalatie. Als dyspnoeklachten aanhouden en/of exacerbaties blijven optreden, wordt bij patiënten met (matig) ernstige COPD (GOLD II-IV) overgestapt op onderhoudsbehandeling met per inhalatie het langwerkende anticholinergicum tiotropium (in een dosering van eenmaal daags 18 microgram) of één van de langwerkende bèta-2-sympathicomimetica salmeterol (in een dosering van tweemaal daags 50 microgram) of formoterol.1
Recent is in een eenjarig gerandomiseerd, dubbelblind, dubbel-dummy, multicenter onderzoek de effectiviteit met betrekking tot het voorkómen van matig ernstige tot ernstige exacerbaties van tiotropium en salmeterol vergeleken. Het onderzoek werd gesponsord door de fabrikant van tiotropium, die er ook aan meewerkte. Primair eindpunt was de tijd tot optreden van de eerste exacerbatie na start van de studie en tijdens gebruik van studiemedicatie. Gegevens met betrekking tot exacerbaties (optreden en behandeling) werden verzameld met behulp van vragenlijsten. Therapietrouw werd niet systematisch onderzocht. Er werden 7384 patiënten van veertig jaar of ouder met matig ernstige tot zeer ernstige COPD en een rookhistorie van tenminste tien pakjaren (minimaal twintig sigaretten per dag gedurende tenminste tien jaar) gerandomiseerd naar inhalatietherapie met eenmaal daags 18 microgram tiotropium in inhalatiepoeder (toegediend met de HandiHaler®; n=3711, uiteindelijke analyse: n=3707) + tweemaal daags placebo in dosisaerosol of met tweemaal daags 50 microgram salmeterol in dosisaerosol (n=3673, uiteindelijke analyse: n=3669) + eenmaal daags placebo in inhalatiepoeder (toegediend met de HandiHaler). De deelnemers hadden in het voorgaande jaar tenminste één exacerbatie gehad die was behandeld met corticosteroïden of antibiotica of die had geleid tot ziekenhuisopname. In beide behandelgroepen was ongeveer 75% van de deelnemers man en de gemiddelde leeftijd 63 jaar. In de tiotropiumgroep had 48% van de patiënten COPD in GOLD-stadium II, 43% in III en 9% in IV. In de salmeterolgroep waren deze percentages respectievelijk 50, 42 en 8%. Tijdens de studieperiode traden 4411 exacerbaties op bij 2691 patiënten. Van deze patiënten had 44% COPD in GOLD-stadium II (matig ernstige COPD) bij aanvang van de studie. In de tiotropiumgroep verstreek significant meer tijd tot optreden van de eerste exacerbatie bij tenminste 25% van de patiënten dan in de salmeterolgroep: respectievelijk 187 dagen en 145 dagen, een verschil van 42 dagen (hazard ratio 0,83; 95% BI 0,77-0,90). Tiotropium reduceerde het risico op matig ernstige of ernstige exacerbaties meer dan salmeterol: de hazard ratio's bedroegen respectievelijk 0,86 (95% BI 0,79-0,93) en 0,72 (95% BI 0,61-0,85). Het aantal exacerbaties tijdens de studieperiode van één jaar was iets lager in de tiotropiumgroep dan in de salmeterolgroep: de €˜rate ratio' voor het aantal exacerbaties in één jaar bedroeg 0,89 (95% BI 0,83-0,96).2
De resultaten van de hier beschreven studie suggereren dat tiotropium, toegediend in inhalatiepoeder, effectiever is in het uitstellen of voorkomen van exacerbaties dan salmeterol, toegediend in een dosisaerosol. Het is onbekend of de toedieningsvorm (deels) verantwoordelijk is voor het gevonden verschil in effect, hoewel volgens het Farmacotherapeutisch Kompas verschil in deeltjesgrootte niet zo belangrijk is voor het effect van bronchusverwijders.3 Ook is de therapietrouw tijdens deze studie niet systematisch onderzocht. Het is daarom nog te vroeg om tiotropium als eerste keuze aan te wijzen voor behandeling van COPD-patiënten met een langwerkende bronchusverwijder.
Literatuur
1 NHG-Standaard COPD, tweede herziening, 2007 (geraadpleegd via nhg.artsennet.nl, 8 april 2011).
2 Vogelmeier C, Hederer B et al. Tiotropium versus salmeterol for the prevention of exacerbations of COPD. N Eng J Med 2011;364:1093-1103.
3 Farmacotherapeutisch Kompas, www.fk.cvz.nl (geraadpleegd 8 april 2011).
Insuline via de huid
Sinds de tweede helft van 2010 is in Nederland een nieuw soort insulinepen op de markt die transdermale toediening van insuline mogelijk maakt. Deze pen werkt op basis van druk en kan worden gebruikt voor toediening van alle insulines die worden geleverd in patronen voor navulbare insulinepennen.1 De apotheekinkoopprijs van een startpakket bedraagt 195 euro exclusief BTW.2 In een - door de fabrikant gesponsorde - dubbelblinde, dubbel-dummy crossoverstudie met achttien gezonde vrijwilligers werden farmacokinetiek en farmacodynamiek van insulinetoediening via zogenaamde jet injection onderzocht.3 Jet injection is een naaldloze injectie waarbij de vloeistofstroom met hoge snelheid subcutaan wordt ingebracht. Aan de studie namen vijf mannen en dertien vrouwen deel met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar en een body mass index (BMI) van gemiddeld 23,6 kg/m2. Ze kregen subcutaan insuline aspart toegediend in de buikstreek in een dosering van 0,2 E/kg, met behulp van een conventionele insulinepen of een naaldloze pen, de jet injection. Na toediening van insuline werd een 50% glucose-infuus gegeven tot euglycemie. Bij transdermale toediening was tmax lager en Cmax hoger dan per subcutane injectie: 31 ± 3 versus 64 ± 6 min. (p <0,0001), respectievelijk 108 ± 13 versus 79 ± 7 mE/l (p =0,01). De tijd tot bereiken van de maximale glucose-infusiesnelheid was korter na jet injection dan na subcutane injectie, maar er was geen verschil in maximale glucose-infusiesnelheid: 51 ± 3 versus 105 ± 11 min. (p =0,0001), respectievelijk 6,49 ± 0,58 versus 6,09 ± 56 mg/kg/min. (p =0,50). De periode waarin glucose werd toegediend was korter na transdermale insulinetoediening: 123 ± 7 versus 166 ± 6 min. (p <0,0001). Dit wijst erop dat het glucoseverlagende effect korter duurde na transdermale toediening. Volgens de auteurs lijkt het farmacologische profiel van insuline aspart na transdermale toediening door middel van jet injection meer op dat van endogene insulinesecretie dan het profiel van insuline gegeven door middel van een conventionele insulinepen. Een zoektocht op PubMed leert dat het transdermaal toedienen van geneesmiddelen via jet injection al langer bestaat. In Nederland is insulinetoediening langs deze weg een nieuw fenomeen. Of dit de toekomst is? De tijd zal het leren.
Literatuur
1 www.insujet.nl (geraadpleegd 25 maart 2011).
2 Z-Index Taxe via KNMP Kennisbank (geraadpleegd 25 maart 2011).
3 Abbink E, Engwerda E et al. Improved pharmacokinetics and pharmacodynamic profile of rapid-acting insulin using needle-free jet injection. Diabetes Technol The 2011;13(2):173-293. (De studieresultaten zijn ook te vinden op de website onder ref. 1.)