In ons vak proberen wij júist onpartijdig te zijn. Professioneel onafhankelijk noemen wij dat in deftige vaktermen. De KNMP is zelfs bezig deze deugd onder te brengen in onze professionaliteitsverklaring, die nog in ontwikkeling is.
Wij, als Pharma Selecta, schrijven ook vanuit een onafhankelijke positie. Geheel onpartijdig tekent onze redactie haar artikelen op, omdat wij vinden dat u recht heeft op deze informatie.
Ook van ons Pharmaceutisch Weekblad verwacht ik deze onpartijdigheid. U ongetwijfeld ook. Toch is gebleken dat het vakblad voor apothekers minder onafhankelijk is dan wij denken. Onlangs raakte het PW een gewaardeerde vaste huisarts-columnist kwijt. Deze had zich in zijn laatste column kritisch uitgelaten over een advertentie van een farmaceutische industrie. Het blad besloot vervolgens de betreffende column niet te plaatsen, uit angst de industrie als adverteerder kwijt te raken. De huisarts-columnist die de rode kaart gepresenteerd kreeg, liet vervolgens boos / en terecht / weten, dat het blad hem niet meer op hoefde te stellen.
Dat partijdigheid momenteel in onze volksaard zit, wil nog niet zeggen dat deze ook geaccepteerd wordt van ons vakblad. Kenmerkend voor columnisten is dat ze op persoonlijke titel schrijven. Geen adverteerder had het het PW kwalijk genomen wanneer deze column geplaatst was. Hadden ze toch partij moeten kiezen, dan had de keuze in het voordeel van de huisarts, onze belangrijkste samenwerkingspartner, uit moeten vallen. Met deze arbitrale dwaling verdient het PW zeker niet de fair-play-prijs en vraagt het erom te worden uitgefloten. Excuses richting columnist en lezer zijn hier op zijn plaats. Wellicht wil hij dan zijn rentree nog in overweging nemen. Ik zal je stukjes anders missen, Jaap!
Jos Lüers, hoofdredacteur PS-bulletin
GELEZEN
Weesgeneesmiddelen
Geneesmiddelen voor de behandeling van levensbedreigende of chronische aandoeningen die bij minder dan één op de tweeduizend mensen in de Europese Unie voorkomen, worden weesgeneesmiddelen genoemd. Voordat er wet- en regelgeving bestond was het voor de farmaceutische industrie niet aantrekkelijk om deze producten te ontwikkelen en te produceren. De afzetmarkt was te klein om de relatief hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten terug te verdienen. Onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen werd nauwelijks opgestart. In 1999 werd in de EU de Europese verordening inzake weesgeneesmiddelen ingevoerd, wat inhoudt dat een individu, instelling of bedrijf (ook wel sponsor) dat het weesgeneesmiddel in de handel brengt tien jaar marktexclusiviteit krijgt. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd als het weesgeneesmiddel voor kinderen bestemd is. Naast deze uitzonderingspostie krijgt de sponsor technische bijstand bij het ontwikkelings- en registratietraject, toegang tot centrale registratie in de EU en korting op registratiekosten.
Ondanks deze meer dan tien jaar geldende stimulerende maatregelen, vallen de resultaten tegen. In de afgelopen elf jaar verleende de Europese Commissie 867 keer een aanwijzing tot weesgeneesmiddel, maar slechts 61 (7%) heeft inmiddels een handelsvergunning. Dit wordt mede veroorzaakt doordat het relatief lang duurt voordat voldoende klinische informatie is verzameld voor registratie, terwijl de status weesgeneesmiddel al in een vroeg stadium van het onderzoek wordt aangevraagd. Wanneer het dossier afgerond is, is het slagingspercentage voor een handelsvergunning wel hoog: 91%. Hoewel de baten-risico-informatie voor sommige middelen beperkt was op het moment van registratie, heeft dit niet vaker geleid tot onverwachte veiligheidsproblemen dan bij gewone geregistreerde geneesmiddelen.
Via twee wegen kunnen patiënten bij hoge uitzondering gebruikmaken van niet-geregistreerde weesgeneesmiddelen. Ten eerste als er sprake is van een chronische of levensbedreigende ziekte waarvoor geen adequate behandeling is, ten tweede als er sprake is van een zogenaamd schrijnend geval. Dit kan enerzijds aan een individuele patiënt worden verstrekt op basis van een artsenverklaring (named patient), waarvan de bevoegdheid tot goedkeuring valt onder de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Anderzijds kan een geneesmiddel worden verstrekt aan een patiëntengroep voor wie reeds een klinisch onderzoek loopt, maar waaraan zij, om wat voor reden dan ook, niet kunnen deelnemen (compassionate use). Dit moet worden goedgekeurd door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.
De vergoeding van weesgeneesmiddelen in Nederland is afhankelijk van de plaats van behandeling en de registratiestatus. Bij behandeling in het ziekenhuis wordt de vergoeding vanaf 2012 geregeld door middel van prestatiebekostiging. Dure geneesmiddelen en weesgeneesmiddelen kunnen als toegevoegde prestaties (add-on€™s) worden gedeclareerd bij zorgverzekeraars. Hiervoor stelt de Nederlandse Zorgautoriteit jaarlijks de maximumtarieven vast op basis van apotheekinkoopprijzen en bepaalt de voorwaarde van toelating op de add-on-lijst. Bij behandeling in de thuissituatie valt vergoeding onder het Geneesmiddelvergoedingsysteem. Deze regeling heeft echter vaak geleid tot financierings- en verstrekkingengeschillen tussen de patiënt of zorgaanbieder en de zorgverzekeraar. Om problemen met de financiering en dubbele aanspraak te voorkomen heeft de minister van VWS besloten de komende jaren alle relevante medisch-specialistische geneesmiddelen en weesgeneesmiddelen over te hevelen naar de ziekenhuisbekostiging. Niet-geregistreerde weesgeneesmiddelen worden in principe niet vergoed, met als uitzonderingen het niet voorhanden zijn van een alternatieve behandeling en indien de toepassing farmacotherapeutisch rationeel is / wat beoordeeld wordt door het College voor Zorgverzekeringen. Daarnaast kan een geneesmiddel dat in onderzoeksverband wordt gebruikt, gefinancierd worden uit de academische component, specifiek bedoeld om wetenschappelijk onderzoek door UMC€™s te bekostigen. Het wordt dan via een compassionate use-programma door de fabrikant gratis of tegen redelijke vergoeding beschikbaar gesteld.
Bron: Ned Tijdschr Geneeskd 2012;156:A4252.
Publieksvoorlichting HPV-vaccinatie
In een literatuuronderzoek werd nagegaan welke factoren geassocieerd zijn met de start van en/of afronden van een serie van drie vaccinaties met het HPV-vaccin bij (pre)adolescente meisjes. Er werden vijfentwintig studies gevonden met informatie over vaccinatie van adolescente meisjes en factoren die mogelijk samenhangen met vaccinatie. In slechts vijf publicaties werd gemeld of het gehele inentingsschema was doorlopen. Twintig van de vijfentwintig onderzoeken werden uitgevoerd in de Verenigde Staten.
Een hogere vaccinatiegraad werd in verband gebracht met de volgende zaken: het hebben van een zorgverzekering, een hogere leeftijd, ontvangst van vaccinaties tijdens de kindertijd, meer kennis over het vaccin, meer gebruik van gezondheidszorg, het ontvangen van informatie van beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg en een positieve houding ten opzichte van vaccins. De auteurs concluderen dat voor vaccinatieprogramma€™s het aanbieden van correcte informatie uit een betrouwbare bron van belang is. Professionals in de gezondheidszorg kunnen zo€™n betrouwbare bron vormen. Vaccinatieprogramma€™s op school kennen een hoge vaccinatiegraad, aldus de auteurs. Meer onderzoek naar afronding van het gehele vaccinatieschema en factoren die gerelateerd zijn aan een hoge vaccinatiegraad en afronding van het vaccinatieschema is nodig.1
Dit literatuuronderzoek wordt ook besproken in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. In dit bericht laat de manager van het Rijksvaccinatieprogramma bij het RIVM weten dat geprobeerd wordt deelname aan het vaccinatieprogramma te verhogen door ondersteuning te bieden bij het nemen van een beslissing.2 Het publiek kan meer informatie over HPV-vaccinatie vinden op de website van het RIVM.3
In het Nederlandse vaccinatieprogramma wordt voor HPV-vaccinatie nog steeds het bivalente vaccin gebruikt, en niet de tetravalente versie. De redenen waarom hiervoor gekozen is, blijven net als in 2009 onduidelijk.4
Referenties
1 Kessels SJ, Marshall HS et al. Factors associated with HPV vaccine uptake in teenage girls: a systematic review.Vaccine 2012 Apr. 3 [Epub ahead of print]. Abstract in Pubmed. Geraadpleegd 7 mei 2012.
2 Van Venrooij T. Kennis beïnvloedt keuze over HPV-vaccin. Ned Tijdschr Geneeskd 2012;156:C1314.
3 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/R/Rijksvaccinatieprogramma/Prik_en_bescherm/HPV_inenting. Geraadpleegd 7 mei 2012.
4 Anoniem. De JSF van de gezondheidszorg. http://www.pharmaselecta.nl/psonline/index.php?option=com_content&view=article&id=515:een-gezond-en-sceptisch-2009&catid=46:2009&Itemid=207. Geraadpleegd 7 mei 2012.