En dan nog iets
Get nuts with Zyrtec®
UCB Pharma blijkt nu toch wel een zeer innovatieve
fabrikant. Na enkele door de rechter opgelegde rectificaties met betrekking
tot de 'niet-niet-sederende' eigenschappen van hun antihistaminicum, heeft
het bedrijf een nieuwe variant bedacht om onder de rechterlijke
uitspraken uit te komen. In een mailing, die refereert aan de 'Early
Treatment of the Atop Child Study' schrijven ze: ".. wederom wordt
bevestigd, dat Zyrtec® behoort tot de tweede generatie
antihistaminica, ook wel omschreven alsde klasse van de 'niet-sederende'
antihistaminica." Door wie wordt dat dan wel omschreven? Wel, we worden
verwezen naar referentie 3: 'Algemeen geaccepteerde farmaceutische
classificatie'. Tjonge, jonge wat een bronvermelding!
Oppassen met doseerschema('s) Lamictal®
In verband met een verhoogde kans op huiduitslag, beveelt de fabrikant aan bij het anti-epilepticum lamotrigine (Lamictal®) in te sluipen volgens een schema. In augustus 1997 heeft elke apotheek een kartonnen exemplaar van dat schema mogen ontvangen. Daarin wordt onderscheid gemaakt in monotherapie, add-on bij valproaat en add-on bij andere anti-epileptica. Op zich een heldere zaak. Een oplettende collega ontving echter onlangs een recept voor Lamictal® 25 mg; 'gebruik volgens schema'. Zoals het een goed apotheker betaamt, werd er bij de patiënt gevraagd naar het schema. Dat bleek een ander schema te zijn dan in de apotheek bekend was, althans de dagdoses kwamen niet overeen. Bovendien werd er in dit schema ook gesproken van add-on met vigabatrine, iets nieuws ?! Reden om bij de fabrikant na te vragen hoe dat zit. Het blijkt hier om doseerkaartjes voor patiënten te gaan, die in april '98 exclusief aan neurologen verstuurd zijn. De schema's zijn praktisch gemaakt, zodat de neuroloog eenvoudig kan aflezen hoeveel hij moet voorschrijven. Dat daardoor een storende en voor patiënten verwarrende fout in de weergave van de dosering is ontstaan, is uiterst vervelend. Onbegrijpelijk is het dat apothekers niet geïnformeerd zijn over het in omloop zijn van deze doseerkaartjes en over het combinatieschema met vigabatrine. De fabrikant belooft ons binnen enkele weken een aangepast doseringsschema toe te sturen.
Afleververbod Serdolect®
In nummer zes van Pharma Selecta van dit jaar bespraken wij het atypische antipsychoticum sertindol (Serdolect®). In dat artikel werd reeds melding gemaakt van een potentiële verlenging van het QTc-interval door sertindol, waardoor hartritmestoornissen kunnen ontstaan. Om deze reden dient bij elke patiënt regelmatig een ECG te worden gemaakt, wat een nadeel is ten opzichte van andere atypische antipsychotica.
Recent is in het buitenland verschillende malen melding gemaakt van plotselinge dood en hartritmestoornissen, vermoedelijk door gebruik van sertindol. Dit is voor het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen aanleiding geweest de registratiestatus in Europees verband te laten heroverwegen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg te adviseren tot een afleververbod over te gaan, hetgeen geschied is.
De registratiehouder van sertindol, de firma Lundbeck, staat niet achter dit besluit. In een schriftelijke reactie zegt men met behulp van de de meest recente klinische data, waaronder de EPOS (European Post-marketing Observational Serdolect)-studie, de veiligheid van Serdolect® aan te willen tonen. Ons lijkt een PMS-studie hier niet op zijn plaats. Een retrospectief onderzoek, zoals dat nu door de Inspectie wordt uitgevoerd, is wèl zinvol. De gevallen van plotselinge dood en hartritmestoornissen dienen eerst goed uitgezocht te worden voordat andere patiënten met dit middel behandeld worden. Men zou zich echter af moeten vragen of sertindol wel terug op de markt moet komen; een middel dat niet veilig lijkt en ook nog eens geen therapeutische meerwaarde bezit ...
Literatuur:
Lüers JFJ. Sertindol, niet gek, maar
ook niet beter. Pharm Sel 1998;14:31-34.
Wehnert A. The European Post-marketing Observational
Serdolect (EPOS) project: increasing our understanding of
schizophrenia therapy. Int Clin Psychopharmacol 1998
Mar;13 (Suppl 3):S27-S30.
Ontstaan van zwangerschapsdiabetes
Zwangere vrouwen hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van diabetes; het komt voor bij ongeveer twee tot drie procent vanalle zwangerschappen. De ziekte brengt een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen of sterfte van het ongeboren kind met zich mee. Zwangere vrouwen hebben een grotere behoefte aan insuline. Bij sommige vrouwen kan de alvleesklier zich niet voldoende aanpassen aan deze toegenomen behoefte, waardoor diabetes kan ontstaan. Bioloog Nieuwenhuizen heeft tijdens zijn promotie-onderzoek onderzocht hoe bij ratten tijdens de zwangerschap de behoefte aan insuline wordt geregeld en ook hoe de insuline-afgifte wordt gestuurd. De aanpassing van de eilandjes van Langerhans wordt voor een belangrijk deel rechtstreeks veroorzaakt door een toegenomen insulinebehoefte en niet alleen door specifieke zwangerschapshormonen, zoals tot dusver werd gedacht. Nieuwenhuizen ontdekte verder dat bij niet-zwangere ratten de behoefte aan insuline grotendeels wordt geregeld door het vetweefsel. Op deze manier bestuurt het vetweefsel de eilandjes van Langerhans. Omgekeerd beïnvloeden de eilandjes met hun insuline-afgifte de functie van het vetweefsel, onder meer de opname en opslag van voedingsstoffen. Tijdens de zwangerschap verandert deze wisselwerking tussen de eilandjes en de vetcellen onder invloed van progesteron. Een verstoring van deze wisselwerking zou verantwoordelijk kunnen zijn voor het ontstaan van zwangerschapsdiabetes.
Proefschrift:
A.G. Nieuwenhuizen, Regulation mechanisms of energy metabolism in the pregnant
rat. September 1998. Rijksuniversiteit Groningen. Tel (050) 363 54 46.
Nieuwe aangrijpingspunten voor farmacotherapie bij allergisch astma
Ons Engelse zusterblad Drug and Therapeutics Bulletin heeft een artikel gepubliceerd over twee leukotrieen-receptorantagonisten die zojuist in Engeland zijn toegelaten tot de geneesmiddelenmarkt: montelukast (Singulair®, MSD) en zafirlukast (Accolate®, Zeneca). In Nederland zijn de middelen nog niet geregistreerd. Over de namen gaan we struikelen maar over de vergelijkende studies nog niet. Op basis van de huidige gegevens is het moeilijk om het belang van deze middelen bij de behandeling van astma
aan te geven. Beide middelen verbeteren de symptomen en surrogaateindpunten van de ernst van de astma, maar de onderbouwing is nog erg smal. Toevoeging aan de behandeling met kortwerkende bèta-sympathicomimetica en inhalatiecorticosteroïden zou de dosering van deze middelen kunnen verminderen.
Ook naar andere mogelijke aangrijpingsmechanisme in het immuunsysteem voor de behandeling van allergisch astma wordt onderzoek gedaan. In de Lancet werden de resultaten beschreven van keliximab, een CD4 monoclonaal antilichaam, dat het aantal geactiveerde T-cellymfocyten moet doen afnemen. Het is een van de eerste klinische studies waarbij keliximab versus placebo is ingezet bij de behandeling van chronisch astma. Alleen in de hoogste dosering (3 mg/kg I.V.) werden significante verschillen aangetoond.
Er is beweging in de therapeutische behandeling van astma. We wachten de resultaten van verdere onderzoeken af.
Literatuur:
Drug&Therapeutics 1998;36:65-68.
Lancet 1998;352:1109-1113.